zondag 28 augustus 2011

Opkomst en val van een koffiehuisnichtje


Onder vorsers van de Nederlandse literatuur in de 18e eeuw is Jacob Campo Weyerman een bekende naam. Ik heb het niet nagekeken, maar ik vermoed dat er de laatste dertig jaar honderden artikelen over deze kleurrijke figuur zijn verschenen, dat er tekstuitgaven van zijn werken op de markt zijn gekomen en dat veel literatuurhistorici hem kennen.

Zijn naam en dat hij een avontuurlijk schrijver was - meer wist ik eigenlijk niet van hem. Tot deze week. Ik las Opkomst en val van een koffiehuisnichtje, dat oorspronkelijk verscheen in vier afleveringen in Den Echo des Weerelds. Daartoe nam ik de Bulkboekuitgave ter hand, waar de oorspronkelijke tekst staat naast de hertaling door Jan Rot.

Rot heeft een mooie hertaling gemaakt, met daarin ook echt vondsten. Een voorbeeld. De oorspronkelijke tekst: '(...) een handvol Pistaches verbeeldende een zeker Ovaal, dat wel eer een Keyzerin op haar Munt dee slaan tot Misachting der Mannen.' Jan Rot: '(...) een handvol pistachenoten, die met hun ovale vorm aan iets doen denken waar je kruis munt uit kan slaan.'

Natuurlijk gaat er in een hertaling wel wat verloren, maar de uitgave is dan ook voor scholieren bedoeld, die anders nooit iets van Weyerman gelezen zouden hebben.

Weyerman is een gulle stilist, die verzot is op beeldspraak. Soms is het allemaal wat overdadig, maar Weyerman schrijft zo heerlijk, dat dat niet erg is. Elk hoofdstuk eindigt met een brief, waarin Weyerman stilistisch helemaal los kan gaan.

De eerste, die meteen de kortste is:

Poppeaansche Schoonheyt.

Den Roem van uw Verstant, en de Zwangerheyt van uw Schoonheyt, zyn twee Kruydmolens die het gantsche Gebouw der Rechtsgeleertheyt van uwen Slaaf hebben opgeblaazen tot aan de Starren. Zo je dat Vuur niet post a post komt uyt te dooven door de  verkoelende Branspuyt van uw Tederheyt, zal de Fabryk van myn Sterfelykheyt in het kort verraarden in een Kruywagen met bleeke Asche. Ha! Dat 'er een rantiekamer wiert opgerecht tegens den Brand der Liefde, de Minnaars zouden 'er met zulke vlugge Schreeden na toe troppen, gelyk als de Geneesheeren Lossnorren op een Schatryken Patient, als de Ignatiaanen toeschieten op een agoniseerende welgegoede geestelyke Dochter, of als de Mossen afstuyven op den rypen Hennep. Maar neen, ik moet enkelyk afhangen van uw vrywillige Coudescentie, en daarom verblyf ik al hangende,
                                                                               Den verzengendste uwer Slaaven,
                                                                                                                         N.N.

In de vertaling van Jan Rot:

Klassieke Schoonheid,

De roem van je verstand en de omvang van je schoonheid zijn twee kruitfabrieken die het complete rechtsgebouw van je slaaf hebben opgeblazen tot de sterren. Als je dat vuur niet onmiddellijk komt doven door de verkoelende brandspuit van je tederheid, zal het voertuig van mijn sterfelijkheid snel vergaan tot een kruiwagen met bleke as. Ha! Was er een verzekering mogelijk tegen liefdesbrand, zouden minnaars er met zulke snelle passen op afkomen, als doktoren met krulsnorren op een schatrijke patiënt, als jezuïeten toeschieten op een in doodsstrijd verkerende welgestelde gelovige, of als mussen afstuiven op rijpe hennep. Maar nee, ik moet het laten afhangen van je vrijwillige toenadering, en daarom blijf ik bungelen,
                                                                                   de brandendste van je slaven,
                                                                                                                       N.N.

Er is niets aan te doen, ik zal meer van Weyerman moeten gaan lezen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten