maandag 23 april 2018

Snippers, De eindstreep (Aimée de Jongh)


Hoewel ik een treinreiziger ben, ben ik geen Metro-lezer. Dat betekent ook dat ik in dat krantje nooit de dagstrip Snippers van Aimée de Jongh las. Mocht ik dat alsnog willen gaan doen, dan kan het niet meer. De Jongh publiceerde haar stripje over de personages Arimée en Stef daar van 2012 tot halverwege 2017 en daarna zette ze er een streep onder.

Maar gelukkig hebben we de albums. Het laatste album heet De eindstreep. Die eindstreep is bereikt, maar het verwijst natuurlijk evengoed naar de laatste streep die de tekenaar zet in een strip waarvan ze afscheid moet nemen. Er is in het album nog een epiloogje opgenomen, waarin De Jongh aan het afkicken is van Snippers. Als je een aantal jaren bijna dagelijks zo'n strip moet maken, beïnvloedt dat de manier waarop je naar de wereld kijkt. Je maakt immers niet alleen maar dingen mee; je kijkt ook of het misschien materiaal is. Als dat wegvalt, is het wennen.

Snippers heeft wat je van een dagstrip verwacht. Je moet in drie of vier plaatjes een plotje hebben, een grapje. De lezer hoeft niet te schateren, maar hij moet op zijn minst glimlachen. En het is prettig als je op de actualiteit kunt reageren van tijd tot tijd. Dat doet De Jongh ook: van de verkiezingen (met hun stemwijzers) tot de discussie over Zwarte Piet en van Boer zoekt vrouw tot de rage van de spinners.

Niemand zal boos worden over wat De Jongh over die kwesties beweert of laat zien. Al haar stripjes hebben een uitermate vriendelijke toon. Er zit altijd wel wat relativering in; ze houdt ervan om de menselijke kant te laten zien, wat betekent dat de hoofdpersoon haar zwakke kanten heeft, dat haar boosheid soms niet redelijk is, dat ze soms onhandig is, dat ze zich soms van haar beste kant laat zien, omdat ze weet dat anderen dat prettig vinden (het huis schoonmaken als er bezoek komt).

Daarin herkent de lezer zich. Die heeft immers dezelfde zwakke kanten; die voelt zich ook van tijd tot tijd een loser; die kan ook blij zijn om onbenullige dingen. De held is misschien degene die we ons dromen te zijn, de antiheld ligt dichter bij ons. Die zijn we eigenlijk zelf. Vandaar ook dat lezers zich zo goed kunnen identificeren met de personages in Snippers. 

 
Veel lezers hebben van Snippers genoten en dat is niet zo vreemd: aardige grappen, vlot getekende figuurtjes met grote manga-ogen en een setting die je herkent. Maar dat een tekenaar wel eens wat anders wil, is ook te begrijpen en we weten dat De Jongh veel andere dingen kan. Indertijd schreef ik hier over haar graphic novel De terugkeer van de wespendief. Die kwam terecht in mijn lijstje beste strips van dat jaar.

De Jongh tekende verder De Blauwbloezen en in mei verschijnt er weer een beeldroman, naar een scenario van Zidrou. Daar ben ik wel nieuwsgierig naar. Nog even geduld. Snippers is goed gelukt, maar het is een fase. Aimée de Jongh gaat verder en wie weet waarheen haar weg leidt.

zondag 15 april 2018

Gebrek is een groot woord (Nina Polak)


Eigenlijk moet je vooral goede boeken lezen, vooral ook omdat elk boek dat je leest je laat denken aan de stapel die je dus niet leest. Indertijd las ik niet We zullen niet te pletter slaan van Nina Polak. Ik stond met het boek in mijn handen, maar kocht De consequenties van een auteur met bijna dezelfde voornaam: Niña Weijers. Nooit spijt van gehad, trouwens.

Totdat ik Gebrek is een groot woord van Nina Polak las. Had ik indertijd niet beide boeken moeten kopen?

De hoofdpersoon in de nieuwe roman van Polak is Nynke Nauta, zo'n dertig jaar oud, die ook wel Skip wordt genoemd. In haar achternaam zit haar band met de nautiek: bij het begin van het boek heeft Nina al zeven jaar op zee doorgebracht. De benaming Skip kan slaan op 'skipper', maar misschien heeft ze ook wel het een en ander in haar leven geskipt.

Op een parkeerplaats in Cannes wordt ze ineens onwel als ze geconfronteerd wordt met een gezin uit haar verleden, dat ze al zeven jaar niet heeft gezien: Nico en Mascha Zeno en hun zoon Juda, die haar ooit hebben opgevangen. Ze bieden Skip opnieuw gastvrij onderdak aan: het tuinhuis staat tot haar beschikking. Nynke besluit er gebruik van te maken.

Als Skip terug is in de tuin die ze zo goed kent, zal ze haar verleden aan moeten kijken en het is maar de vraag of dat een goed idee is. Nynke verwoordt het zo:
In mijn Kleine geschiedenis van slechte ideeën zou dit een eigen hoofdstuk krijgen, 'Het tuinhuis', waarin Skip Nauta zich vrijwillig laat opsluiten om een achtergelaten leven de kans te geven zich weer eens lekker strak om haar keel te wikkelen. Met bijrollen voor Mascha, Nico en Juda Zeno, warme surrogaatfamilie en levend decor waartegen alle mislukkingen van (de toch nog relatief jonge!) Skip zullen afsteken als zwarte vliegen in chardonnay.
Door terug te gaan naar de tuin van de Zeno's, gaat Skip terug naar een eerdere periode in haar leven. Ze zal daarin ook haar intussen overleden moeder Nellie tegenkomen en Borg Eldering, met wie ze een relatie heeft gehad.

Het moederschap is prikkeldraad: Nellie was er indertijd misschien wel niet geschikt voor, heeft overwogen om er niet aan te beginnen, maar zegt tegen Skip als het ter sprake komt: 'Ik wilde je houden'. De woede die er in Skip is, is die bij haar moeder begonnen? En is de ultieme hulp die ze geboden heeft uiteindelijk ook een daad van liefde?

En hoe moet Nynke over Mascha denken? Was dat een surrogaatmoeder of was ze gewoon verliefd op haar? En moet ze zelf het moederschap aanvaarden als er een boon in haar groeit? Het zijn geen gemakkelijke vragen die Skip zichzelf stelt. Niet voor niets is ze zeven jaar zonder vaste wal onder haar voeten geweest.

Er zijn drie mannen om haar heen: de zoon van de Zeno's, Juda, die ook niet bepaald door het leven huppelt; Borg, die ze opnieuw ontmoet en die de geschiedenis van hun relatie in een verhaal of novelle heeft verwerkt; Lood, haar schipper, bij wie ze vaak als matroos heeft gevaren en bij wie ze altijd aan kan meren.

Gebrek is een groot woord is geen gemakkelijk boek. Misschien is het meer een bouwwerk van tekst, dan een vloeiend doorlopend verhaal, doordat Polak verschillende soorten teksten gebruikt: chats die uitgeschreven worden; het proza van Borg, zo'n vijfentwintig bladzijden lang, als een klont in de pap; mailtjes, korte hoofdstukken, langere hoofdstukken.

Een kwaadwillende lezer zou de opbouw onevenwichtig kunnen noemen, zeker door dat proza van Borg, dat wel erg veel bladzijden in beslag neemt. Maar een boek waarin het om Skip Nauta gaat, mag misschien wel niet evenwichtig zijn en moet misschien wel hier en daar uit het lood hangen.

In ieder geval werd ik als lezer wel steeds meer naar de hoofdpersoon toe getrokken, wat overigens niet altijd een gemakkelijke positie is, want als je je met iemand identificeert, wil je dat het goed met haar gaat en je vreest dat dat misschien wel te veel gevraagd is.

Juist daardoor overtuigde Gebrek is een groot woord me, naast natuurlijk de stijl, waar misschien wel lang aan geschaafd is, maar die soepel oogt en die de personages een duidelijke stem meegeeft. En door het feit dat het boek je laat nadenken. Over hoe het verleden niet te ontlopen is. Over wat uiteindelijk wel en niet te skippen is. Over hoe ingewikkeld relaties zijn en dat helemaal goede relaties misschien wel boven onze macht liggen.

En over de titel. Die zou natuurlijk kunnen verwijzen naar een gebrek maar ook naar het gebrek hebben aan iets, het ontbreken van iets. De titel lijkt een antwoord van iemand die niet voluit 'ja' wil zeggen: 'Heb je er gebrek aan?' 'Gebrek is een groot woord'. Als dat zo is, dan informeert de vraag die aan de titel voorafgaat naar het gemis. Het gemis van een vader? Van een moeder? Van moederliefde? (En doen we Nellie niet tekort door die vraag te stellen?) Van een plek om thuis te komen of om te blijven?

Op de voorkant staat bij de titel een jong gordeldier, gepantserd en kwetsbaar tegelijk. Dat zou zomaar Skip kunnen zijn. Zo'n beestje dat bestand lijkt tegen de buitenwereld, maar misschien toch nog een moeder nodig heeft.

Is Gebrek is een groot woord een goed boek? Eigenlijk is het een vraag die ik me helemaal niet gesteld heb tijdens het lezen. Waarom zouden we onszelf een oordeel aandoen? Wie een oordeel heeft, hoeft niet meer verder te kijken of verder te denken. Die kan het boek dichtdoen en misschien wil ik dat nog even niet.

Als ik de laatste bladzijde gelezen heb en Skip is alweer van mij weggevaren, wil ik nog af en toe aan haar denken en haar in gedachten zon wensen en warme wind door haar haar en een kompas dat het blijft doen, wel wetend dat niemand uiteindelijk weet of hij op koers ligt en wat zijn bestemming is. Is dat een gebrek? Och, gebrek is een groot woord.

maandag 9 april 2018

Zeven detectives / Miss Crumble


Je kunt een verhaal op allerlei manieren vertellen. In romans roepen woorden een wereld op en nemen je mee in een of meer verhaallijnen. Je kunt ook plaatjes na elkaar plaatsen, zodat er een tijdsverloop gesuggereerd wordt. Dan vertellen de afbeeldingen het verhaal en dat gebeurt in sommige strips. In bijvoorbeeld Iedereen op Claudia van Sam Peeters ontbreekt nagenoeg elke tekst.

In de meeste strips wordt het verhaal verteld door een combinatie van afbeeldingen en tekst. Bij de verstrippingen van literaire werken door Dick Matena (bijvoorbeeld Kort Amerikaans en Kees de jongen) worden de tekeningen toegevoegd aan de romantekst, die integraal wordt weergegeven. Dat getuigt van respect voor de oorspronkelijke tekst, maar het betekent ook dat in de afbeeldingen veel herhaald wordt wat de tekst al weergeeft.

In sommige strips wordt bewust gekozen voor veel tekst. Een beroemd voorbeeld hiervan is Watchmen waarin complete bladzijden proza zijn opgenomen. Maar soms heb je het idee dat het opnemen van veel tekst geen keuze is, maar onmacht. De scenarioschrijver heeft de tekst nodig om uit te leggen hoe het allemaal zit, omdat het hem niet lukt dat duidelijk te maken in het verhaal, in de loop van de gebeurtenissen. Die indruk heb ik bij twee albums van Herik Hanna.

Het eerste is Zeven detectives, met tekeningen van Eric Canete en het tweede is de spin-off, Miss Crumble met tekeningen van Sylvain Guinebaud. In beide albums deed Lou de inkleuring.

Over de formule waarop Zeven detectives is gebaseerd, schreef ik al bij een recensie van Zeven draken, dezelfde tekenaar, andere scenarist. In Zeven detectives moeten zeven speurneuzen een moordzaak ontraadselen. We blijken hier te maken te hebben met een seriemoordenaar, die iets heeft met het getal zeven en te vrezen valt dat er evenzovele slachtoffers zullen vallen.

Een ingewikkelde zaak met veel personages, dus dat vraagt wel enige inventiviteit van de scenarist. Hij begint het boek met een bladzijde in proza en in de loop van het boek zullen er meer van dit soort bladzijden volgen. De eerste regel is: 'Deze pagina's zijn niet bedoeld om gelezen te worden.' Daardoor heb je de lezer natuurlijk meteen te pakken: hij doet iets wat wellicht verboden is en hij voelt zich tegelijkertijd bevoorrecht boven anderen die deze bladzijden niet te lezen zullen krijgen.

De verteller blijkt kapitein MacGill, die de zeven detectives bij elkaar geroepen heeft. Hanna geeft ons goed de kans de zeven detectives te leren kennen, door ze elk paginagroot ten voeten uit te tekenen met daarbij behoorlijk wat tekst, waarna ze wel geïntroduceerd zijn. Het zijn zes mannen en een vrouw, Adelaïde Crumble, die dus ook nog een eigen album heeft. Daarin is ze al bejaard, wat ze in Zeven detectives duidelijk nog niet is. In een omgeving met mannen is zij de vrouw, die overigens prima haar boontjes weet te doppen.

Het verhaal zit goed in elkaar: alle slachtoffers hebben een naam die met een 'M' begint en alle namen bestaan uit zeven letters. Het zijn aanwijzingen voor het team, die het idee hebben dat ze steeds dichter bij een oplossing komen. Spanning genoeg en je leest het album vlot verder. Af en toe is er een bladzijde proza: de aantekeningen van MacGill. Daarin is uiteindelijk ook de oplossing te lezen, al zijn daar ook wel wat tekeningen aan toegevoegd.

In Miss Crumble is het verhaal iets eenvoudiger te vertellen, doordat we maar met een enkele detective te maken hebben. Maar het is ingewikkeld genoeg, doordat ook het verleden een belangrijke rol speelt. Miss Crumble is de scherpzinnige speurder die veel dingen reeds in de gaten heeft, maar uiteindelijk moet er toch uitgelegd worden hoe het allemaal zit. Daar heeft Hanna bladzijdenlang voor nodig.

Daarna is alles duidelijk, ook dat het verhaal ingenieus in elkaar gezet is, maar dat verhaal is dan ook als een ballon leeggelopen. Het lijkt me een teken van onmacht als alles uitgelegd moet worden, als alles wat intrigeert, verklaard moet worden en als de scenarist al het werk verzet en de lezer niets meer mag doen. Ik voel mij dan als lezer als een klein kind behandeld. Blijkbaar mag ik niet met vragen blijven zitten, mag ik geen eigen interpretaties hebben. De scenarist is een dominante vader die weet wat goed is voor zijn kinderen.

In beide albums irriteert het mij dat Hanna het niet voor elkaar krijgt gewoon een goed verhaal te vertellen, maar dat hij ellenlange monologen nodig heeft met uitleg. Bovendien neemt die uitleg de kracht weg uit het verhaal. Het enige wat ik overhoud, is de scenarist, die tussen mij en het verhaal in is gaan staan en steeds maar vraagt: 'Heb ik dat ingenieus in elkaar gezet of niet?' Dat wel, maar een verhaal een beetje elegant en met snelheid afronden is ook een kunst en die kunst verstaat Hanna overduidelijk niet.

Dat is jammer, want met de tekeningen van Canete en Guinebaud is niet zoveel mis en de eerste helft van de albums is ook wel in orde. Misschien heeft Hanna meer ruimte nodig. Of een minder gecompliceerd verhaal.

Uit: Zeven detectives

Uit: Miss Crumble

Titel: Zeven detectives
Scenario: Herik Hanna
Tekeningen: Eric Canete
Uitgeverij: Silvester,  's-Hertogenbosch 2018, 64 blz. 
hardcover €16,95 

Reeks: Detectives, deel 1: Miss Crumble
Scenario: Herik Hanna
Tekeningen: Sylvain Guinebaud
Uitgeverij: Silvester,  's-Hertogenbosch 2018, 64 blz. 
softcover €8,85, hardcover €16,95 

donderdag 5 april 2018

Oscar Timmers / J. Ritzerfeld (1931 - 2018) overleden


Pas tijdens de paasdagen las ik het in NRC Handelsblad: Oscar Timmers overleden. Een paar dagen had ik niet op Tzum gekeken en blijkbaar is er verder ook weinig ophef over geweest: ik was er in de verschillende andere media geen enkel bericht over tegengekomen.

Meteen zag ik het markante hoofd van Timmers voor me en ik herinnerde me de boeken die hij schreef onder het pseudoniem J. Ritzerfeld. Ik las De Poolse vlecht (1982). Het boek kocht ik bij ECI in de fraaie reeks Schrijvers van nu. Veel van de delen kocht ik standaard bij mijn kwartaalbestelling, maar als ik het goed heb, was deze roman me ook nog geadviseerd door Dirk Zwart.

De Poolse vlecht behelst drie met elkaar verweven verhalen, weet ik nog. Oorlog, veel oorlog. En een vrouw in elke verhaallijn. Minder dan het verhaal staat me bij dat ik genoot van de stijl: een stijl om langzaam te lezen en van te genieten.

Dat is me ook bijgebleven van de volgende boeken: Grensovergang Oestiloeg (1984), Italiaans concert (1985) en Zee van marmer (1986). De inhoud is intussen weggezakt, maar ik herinner me dat ik de boeken 'goed' vond. Ik heb nog een vijfde boek aangeschaft indertijd: Anima 'Je reinste film' (1974). Ik zie het blauwe omslag voor me, maar ik geloof niet dat ik het boek ook daadwerkelijk gelezen heb.

Naast de romans/novelles onder de naam J. Ritzerfeld, schreef Timmers ook boeken onder zijn eigen naam, al vanaf 1957: Landklimaat. Na 1971 gebruikte hij het pseudoniem Ritzerfeld, maar in 2000 kwam er weer een werk uit onder de naam Oscar Timmers: Dromen van stof. Verder heeft Timmers veel werk vertaald.

Ik wist dat Oscar Timmers redacteur was bij een uitgeverij, maar ik kende hem als schrijver; als Ritzerfeld dus en niet als Timmers. Ik heb het themanummer van Bzzlletin over hem in bezit gehad en wellicht zelfs gelezen. Ik zie de voorkant voor me, met daarop een grote foto van Ritzerfeld die met zijn rechterhand zijn linkerschouder vasthoudt.

In NRC las ik de necrologie van Ritzerfeld door Toef Jaeger en ik realiseerde me dat ik me al heel lang niet had afgevraagd of hij nog leefde. Eigenlijk was hij al weg uit mijn leven, net als zijn werk, dat nog wel in dozen op mijn zolder op te zoeken is, maar dat niet meer in mijn boekenkast staat.

Zo gaat dat dus, zelfs met een schrijver wiens werk ik ooit heb gewaardeerd. Even licht zijn naam op en dan verdwijnt hij weer. Hopelijk zijn er nog mensen die af en toe aan Ritzerfeld en zijn werk denken en die op zijn minst het voornemen hebben om het te gaan (her)lezen.

Ik zou nu kunnen schrijven dat ik toch eens wat van hem moet herlezen, maar ik weet hoe loos dit soort voornemens is: meestal komt er niets van terecht. Laat ik daarom nu maar even terugdenken aan Ritzerfeld, een zorgvuldig stilist, die enkele mooie boeken heeft geschreven. Dat is meer dan je van veel andere schrijvers kunt zeggen.