woensdag 30 mei 2018

De Generaal gaat integraal 1 (Peter de Smet)


Nooit ben ik een fanatiek stripverzamelaar geweest, maar wel altijd een gretig striplezer. Van een vriendje las ik de Sjors en later de Eppo, van een ander vriendje Abe, een strip in Voetbal International en wat later kocht ik zelf albums.

De Generaal was een van mijn lievelingsstrips. Ik bezat twee schriften met een omslag die getekend was door Peter de Smet. Al jaren heb ik de vaste overtuiging dat ik die schriften nog ergens heb, maar toen ik onlangs ging zoeken achter het schot op zolder, bleken ze onvindbaar. Ik moet ze -o, onvergeeflijke daad!- weggegooid hebben bij weer eens een verhuizing, maar dat wil ik eigenlijk niet geloven.  Misschien houden ze zich schuil in een volstrekt andere doos dan ik altijd gedacht heb.

Net als zoveel strips verschijnt nu ook De Generaal, de bekendste creatie van Peter de Smet, in een integrale heruitgave. Dat is heerlijk. Veel van de albums heb ik, maar sommige zijn kapotgelezen: ik nam ze ook mee naar de school waar ik in die jaren werkte. Leerlingen die klaar waren met een proefwerk, mochten een strip pakken.

Voor degenen die De Generaal niet kennen: de Generaal heeft in elk verhaal (meestal van vier bladzijden lang) maar één enkele missie: de macht grijpen. Hij wordt bijgestaan door een professor, die de methoden bedenkt waarmee die macht voor het grijpen ligt, en een soldaat. De macht wordt verpersoonlijkt door een maarschalk, die in een fort woont. Hij heeft een sergeant onder zich en een soldaat die in elke episode wil schieten, maar dat nooit mag.

Elke poging mislukt en (bijna) altijd belandt het machtsbeluste trio in de cel, waar de Generaal probeert de professor te wurgen.

Het format doet denken aan dat van grootvizier Iznogoedh (tekeningen Jean Tabary, scenario René Goscinny), die zich altijd afvraagt: 'Hoe word ik kalief in plaats van de kalief'. Ook bij hem mislukken alle pogingen.

De kracht van zo'n verhaal schuilt in het maniakale, het altijd maar doorgaan op hetzelfde thema, ook als de uitkomst al vaststaat. De inventiviteit van de auteur zit in het bedenken van de middelen waarmee de macht gegrepen dient te worden en in het taalgebruik.

Ik viel indertijd voor De Generaal mede vanwege de taal. Ook in die tijd was het niet gebruikelijk om iemand bijvoorbeeld 'een snaak' te noemen, wat de generaal zich zomaar kan laten ontvallen. De Generaal is niet zo bloemrijk als bijvoorbeeld Olivier Blunder, maar altijd moet je lachen om laconieke opmerkingen van bijfiguren, om de woordjes die de Generaal eruitgooit als hij enthousiast is, om zijn reacties op een nieuw wapen waarvan hij nog het nut niet inziet.

Het variëren op een thema komt in allerlei onderdelen van de strip terug. Halverwege elke missie komt ons trio agent Dreutel tegen, die altijd fatale schade aan zijn motor oploopt. In latere verhalen is zijn streven de roodkoperen fluit van verdienste, maar in de eerste verhalen vindt hij het al mooi als hij zijn motor heel houdt, wat hem nooit lukt.

Uit dit eerste deel van de integrale uitgave blijkt dat de motoragent al vanaf de vroegste episoden ten tonele werd gevoerd. Hij is een soort spiegelfiguur van de generaal. Ook hij gaat elke missie in met een zekere naïviteit en ook hij delft steeds het onderspit.

Enkele vaste figuren dienen zich al aan (Truus, de hopman met de padvinders, het picknickende echtpaar) andere (opa, moe en nog een hele reeks) moeten nog bedacht worden. Ook het eendje dat zich in latere jaren zal zetten op de pet van de generaal is er nog niet in de vroegste afleveringen en op de stam van de boom die als thuisbasis dient, hangt nog niet het bordje 'HQ'.

In het dossiergedeelte van deze uitgave zegt De Smet over de generaal: 'Er zit niets van mezelf in de man. Hij heeft een gruwelijk karakter. Het enige dat ik in hem bewonder is dat ie nog steeds doorgaat.' Toch heeft de generaal, net als agent Dreutel, iets aandoenlijks en misschien zelfs iets sympathieks. Hoe komt dat dan? En heeft het tekenen van deze verhalen ook niet iets van een missie die elke keer weer naar een goed einde gevoerd worden? Je zou willen dat de interviewer iets verder had doorgevraagd.

Het harde oordeel van De Smet zal wel te maken hebben met de positie van de generaal. Een generaal heeft het voor het zeggen en blijkbaar had De Smet het daar niet op. Er is ook niemand die de generaal blindelings gehoorzaamt. De soldaat, met wie de auteur zich min of meer vereenzelvigt, heeft nooit zin in de missies. Je zou het lijdelijk verzet kunnen noemen.

Voorafgaand aan de 22 verhalen is een mooi dossier opgenomen, met veel biografische gegevens en bijbehorende foto's natuurlijk, maar ook met jeugdwerk van De Smet. Het leest allemaal heel aangenaam, waarschijnlijk door de liefdevolle aandacht waarmee het is gedaan. De samenstellers, Erwin Lammerts en Mariella Sormani hebben er met toewijding aan gewerkt en dat straalt de uitgave uit.

Misschien ligt het aan mijn leeftijd, maar ik had geen moment het idee dat de verhalen over de generaal gedateerd zijn. Zou een jonger iemand dat ook vinden? Ongetwijfeld speelt het jeugdsentiment mee, maar wellicht ook dat de generaal in eigen universum leeft, waarin een generaal opperbevelhebber kan zijn van een eigen leger, waarin hij een hoofdkwartier kan hebben waarin toilet en keuken ontbreken, waarin er een fort kan staan dat ingenomen moet worden. Hoe herkenbaar de eigenaardigheden van de personages ook zijn en hoe vanzelfsprekend de wereld waarin alles zich afspeelt ook getekend wordt, je weet dat het niet de wereld is waarin je terechtkomt als je de deur achter je dichttrekt en je huis verlaat.

Je betreedt die wereld als je in huis blijft, het album opent en de verhalen leest. Die wereld gaat in je hoofd zitten en je raakt hem nooit meer kwijt. Ik vermoed dat er weinig mensen zijn die wel eens een album van de generaal lezen en het dan voor gezien houden. Je wilt het personage in elke episode tegenkomen, je wilt steeds hopen dat het hem lukt de macht te grijpen en je bent tegelijkertijd tevreden en teleurgesteld als de zeepbel uit elkaar gespat is.

Misschien heeft dat wel iets bemoedigends voor lezers. Hoe je plannen ook mislopen: je bedenkt nieuwe plannen, stoft je dromen af en weer door!

Titel: De Generaal gaat integraal 1. 1971 - 1973
tekst en tekeningen: Peter de Smet
samenstelling: Erwin Lammert en Mariella Sormani
redactie: Rob van Eijck en Mariella Sormanie
Uitgever: Personalia, Leens 2018
gebonden, 128 blz. € 24,95



zaterdag 19 mei 2018

Podcast: Boeken FM



Vroeger zat het gezin waarin ik kind was op sommige momenten in een kringetje bij de radio, bijvoorbeeld als Biels & Co werd uitgezonden. In andere gezinnen werd ‘Ssst!’ geroepen als mr. Hilterman de toestand in de wereld besprak. Wij moesten stil zijn als de marktberichten werden uitgezonden, waarin verteld werd dat de nuchtere kalveren duurder waren geworden en als het kritiek was in het voorjaar, luisterden we naar de waterstanden. Moesten er zandzakken bij de zomerdijk gelegd worden?

Podcasts

Tegenwoordig is het nieuws beschikbaar op de momenten die we zelf uitkiezen. Ook voor het beluisteren van programma’s hoeven we niet meer thuis te blijven of onze radio op het juiste moment aan te zetten. We kunnen ons abonneren op podcasts.

Er zijn intussen al heel veel podcastaanbieders. Ik vermoed dat iTunes en Stitcher het meestgebruikt zijn, maar er is keuze uit veel meer. Wie gaat zoeken tussen de beschikbare podcasts, vindt bijvoorbeeld radioprogramma’s die na elke uitzending na afloop beschikbaar zijn om terug te luisteren. Enkele daarvan zal ik in de volgende afleveringen beschrijven.

Daarnaast zijn er radioprogramma’s uit het verleden, die nog steeds op te vragen zijn (bijvoorbeeld Radio Bergeijk) en uitzendingen en reportages die speciaal voor podcast zijn gemaakt, soms door amateurs, soms door professionals, soms door omroepen (die natuurlijk ook professioneel zijn).

De afgelopen jaren heb ik tussen de vijftig en honderd verschillende podcasts beluisterd. Sommige zijn intussen afgelopen (maar nog wel terug te luisteren), bij andere ben ik zelf gestopt en heel wat podcasts volg ik nog steeds. Ik ben van plan elke week een podcast wat nader te belichten.

Boeken FM

De podcast Boeken FM is nog niet zo lang bezig. Wie wil, kan gemakkelijk alle oude afleveringen beluisteren. Dat zijn er op dit moment vier. Je vindt ze op verschillende plaatsen, bijvoorbeeld op podcastluisteren.nl.

Boeken FM is ontstaan uit een samenwerking van uitgeverij Das Mag en het tijdschrift De Groene Amsterdammer. Vaste stemmen zijn die van Joost de Vries (schrijver en boekenredacteur bij De Groene) en Ellen Deckwitz, (dichter, schrijver, columnist. Of mag ik haar nog dichters, schrijfster, columniste noemen?) Verder neemt Peter Buurman deel aan het gesprek, van wie mij de achtergrond niet bekend is.

De gesprekspartners gaan met elkaar om op basis van gelijkwaardigheid. Je hebt het idee dat de rollen niet bij voorbaat vastliggen. Soms geeft de een een samenvatting van het boek, soms doet een ander dat. 

Je kunt niet alles lezen, je kunt niet alles beluisteren. Omdat het mij al zoveel moeite kost om de Nederlandse literatuur bij te houden, laat ik de buitenlandse literatuur meestal links liggen. Natuurlijk weet ik dat ik dan veel moois negeer en een verontwaardigde leerlinge gaf mij ooit een boek Murakami cadeau, zodat dat wel moest lezen. Dat deed ik toen ook. Zie hier.

Van de vier uitzendingen van Boeken FM gingen er twee over buitenlandse auteurs: Ali Smith en Dorthe Nors. Die heb ik overgeslagen. Ik moet mijn oordeel dus baseren op slechts twee uitzendingen. 

Dat zijn uitzendingen over De trooster van Esther Gerritsen en over de genomineerden voor de Libris Literatuurprijs. Beide afleveringen zijn mij goed bevallen.

De gesprekken hebben een informele sfeer, waaruit blijkt dat de gesprekspartners bij elkaar op hun gemak zijn, waardoor ze zich kunnen concentreren op het onderwerp. Dat onderwerp is altijd het te bespreken boek of de te bespreken boeken.

Ik denk dat daarbij twee vragen centraal staan: waar gaat het boek 'eigenlijk' over en hoe waarderen we het boek?

Bij de aflevering over De trooster van Esther Gerritsen vond ik de titel al leuk: 'Wat als Fred Teeven het klooster in was gegaan?' De roman speelt zich namelijk af in een klooster, waarin ook een politicus met een verleden een rol speelt.

De trooster stond al op mijn lijstje 'Aan te schaffen'; Gerritsen is een intrigerend schrijfster. Ik las van haar De kleine miezerige god, waarover ik in het Nederlands Dagblad schreef; Dorst waarover ik twee keer blogde, bijvoorbeeld hier; en Roxy.

Je merkt dat de besprekers sympathiseren met het oeuvre van Gerritsen en ook graag positief zouden zijn over dit boek. Maar ze zijn ook kritisch.

Ook in de uitzending over de Librisnominaties blijkt dat elk boek een faire kans krijgt, ook als de besprekers er kritisch over zijn. Er wordt gezocht naar hoe het boek in elkaar zit, hoe het werkt, hoe het wellicht bedoeld is, waarom het aanspreekt. Maar er wordt ook zo duidelijk mogelijk aangegeven wat er beter zou kunnen aan een boek.

Bij de Librisnominaties zaten twee boeken die ik gelezen heb: De heilige Rita en En we noemen hem.  Bij dat laatste boek werd in de podcast wel besproken hoe de persoonlijke situatie van de vertelster (ze is zwanger) werd gecombineerd met de familiegeschiedenis, maar de reflectie op het schrijven werd buiten beschouwing gelaten. Juist dat vond ik interessant: Van Heemstra lijkt een boek te schrijven of iets wat 'werkelijk' gebeurt, maar ze maakt er natuurlijk ook een verhaal van en dat betekent dat je de werkelijkheid aanpast of misschien wel manipuleert. En we noemen hem is voor mij vooral ook een boek over de werking van verhalen.

Door de aflevering van Boeken FM heb ik De pelikaan van Martin Michael Driessen op mijn lijstje gezet, waaraan je maar weer eens een kunt zien hoe aanstekelijk een enthousiaste bespreking kan zijn.

Ik ga ervan uit dat ik nog wel een hele tijd geabonneerd zal zijn op deze podcast. Het is leuk om mensen met betrokkenheid over boeken te horen praten, zeker als je ze ook nog deskundig acht. Gewoon een gesprek, dat is genoeg. Dan hebben we geen vaste rubriekjes nodig of andere structurerende onderdeeltjes. In een gesprek proberen door te dringen in een boek en op basis daarvan een oordeel geven. Meer vraag ik niet.

En dat heb ik gekregen.



Van Ellen Deckwitz las ik alleen wat losse gedichten, niet een complete bundel. Van Joost de Vries las ik De republiek, waarover ik  hier schreef. 

woensdag 9 mei 2018

Woorden temmen (Kila & Babsie)


Dat er veel gedichten geschreven worden, is wel duidelijk. Je hoeft maar even met je surfplank de wereldwijde webzee op om tegen gedichten van allerlei slag te botsen. Soms heb ik het idee dat er meer poëzie geschreven dan gelezen wordt.

Als iemand toch iets van die ontmoedigende hoeveelheid poëzie wil lezen, waar moet hij dan beginnen Als hij op school zit en hij heeft geluk, kent zijn docent niet alleen Kloos, Roland Holst en Vasalis, maar ook Heytze, Wigman en Wuck. Maar dan nog: hoe lees je die gedichten en wat doe je ermee?

Om zo'n lezer (en misschien wel aankomende dichter) op weg te helpen is er Woorden temmen; 24 uur in het licht van Kila & Babsie. Het dichtersduo Kila en Babsie heeft een soort werkboek gemaakt waarin mensen aan de slag kunnen met poëzie.

Eigenlijk weet ik niet zeker wat de titel van het boekje is. Woorden temmen staat het meest prominent op het voorplat, maar achterin wordt dat genoemd als titel van een reeks, dus misschien is 24 uur in het licht van Kila & Babsie wel de titel van het boek.

In het boekje zijn vierentwintig gedichten opgenomen. Elk gedicht krijgt een tijdstip en een plaats mee; de bundel begint bij 01:00 (op het dak van een huis), volgt uur na uur het etmaal en eindigt bij 00:00 (onder een donkere wolk). De bladzijden zijn niet genummerd, wat een beetje onhandig is bij het register. Daar is bij een trefwoord steeds een reeks tijdstippen genoteerd.

De keuze van de gedichten is uitstekend. Kila en Babsie zijn de evergreens niet uit de weg gegaan ('Onder de appelboom' van Rutger Kopland, 'Bommen' van Paul Rodenko, 'dordrecht 25 november 1963' van C. Buddingh', om maar een paar te noemen), maar ze hebben vooral gedichten uit deze eeuw opgenomen, zodat we dichters tegenkomen als: Tjitske Jansen (tweemaal zelfs), Delphine Lecompte, Rodaan Al Galidi, Charlotte van den Broek, Vicky Francken en Lieke Marsman.

Dat is al prettig: je hebt een bloemlezing in handen met recent en ouder werk, een mooie diversiteit, van vertrouwd tot onbekend. Sommige dichters kende ik alleen van naam en van een enkeling (Martijn Teerlinck) had ik zelfs nog nooit gehoord.

Bij elk gedicht staan opdrachten. Of nog beter: uitnodigingen om met het gedicht aan de slag te gaan. Er is een stukje theorie, waarin technische termen (enumeratie, assonantie, enjambement, metafoor) worden uitgelegd, er zijn vragen die je dwingen de tekst nog eens goed te lezen en er zijn ook altijd vragen die uitnodigen om te kijken naar jezelf: 'Welke gênante momenten heb je zelf meegemaakt?' 'Welke houding neem jij graag aan? Waar? Wanneer? Waarom? Wat voel en denk je als die houding aanneemt?'

Dat lijkt me een goede manier om een gedicht te verbinden met de lezer. De lezer gaat over dezelfde dingen nadenken als waar de dichter wellicht over nagedacht heeft. Alle kunst begint bij nauwkeurig waarnemen en daartoe wordt de lezer door de vragen verleid.

De lezer mag ook zelf aan het schrijven gaan. Soms is de aanleiding het onderwerp van een gedicht en altijd wordt er ook ingehaakt op de vorm en op de taal in het gedicht. De aandacht daarvoor is breed: er worden woordvelden gemaakt, neologismen gevormd, geëxperimenteerd met het afbreken van woorden, er worden locaties gecombineerd met emoties, er wordt geoefend met metrum en met het zinvol gebruiken van witregels. En er is meer, veel meer.

De opdrachten zijn laagdrempelig, zodat degene die ze uitvoert wellicht het idee heeft dat hij met een taalspelletje bezig is. Maar het zijn serieuze oefeningen en doordat ze gekoppeld zijn aan een gedicht wordt ook duidelijk dat je door deze oefeningen te doen eigenlijk met hetzelfde bezig bent als een 'echte' dichter.

In de loop van Woorden temmen gaat wel het nieuwe er een beetje af. Zo omstreeks 16:00 uur, als er een gedicht van Annie M.G. Schmidt aan de beurt is, krijg je het idee dat er wat herhaling zit in de opdrachten. Nu is herhaling in een educatieve setting niet verkeerd, maar ik krijg de indruk dat we bij sommige gedichten ook meer aan de oppervlakte blijven. Maar dat kan ook met de keuze van de gedichten te maken hebben.

Aan het eind van de opdrachten bij elk gedicht krijgt de lezer suggesties voor verdere lezing. Dat zijn fraaie suggesties, met ook weer zowel bekende namen (Gorter, Kouwenaar, Harmsen ter Beek) als minder bekende. Omdat de lezer al met de opdrachten bezig is geweest, zal zij/hij ook eerder daadwerkelijk gaan kijken bij de gedichten waarnaar verwezen wordt. Wat dat betreft is het internet natuurlijk een zegen; je hoeft niet meer naar de boekhandel of de bibliotheek om een gedicht op te zoeken.

Vaak vond ik de leessuggesties verrassend. Bij het gedicht 'Je had een potlood in je haar' loopt de tijd terug. Je verwacht dan een verwijzing naar Jan Hanlo: 'Wij komen ter wereld, met rouw, uit de graven', maar Kila en Babsie vertellen ons dat het gedicht het geïnspireerd is op 'Dag liefje' van Alexis de Roode en in welke bundel dat gedicht te vinden is. Dat wist ik niet. Weer wat geleerd.

Door het boekje ga je de gedichten nauwkeurig lezen, heb ik ondervonden, ook als je ze al kent. Soms botst je eigen lezing dan met die in Woorden temmen. In een gedicht van Rodaan Al Galidi opent Zorro de koelkast, waarin de vla angstig trilt. In een 'weet'-stukje verwijzen de auteurs naar 'een pak vla'. Dat pak wordt in het gedicht niet genoemd en het lijkt mij eerlijk gezegd sterk dat je van vla in een pak zou kunnen zien dat die trilt. Ik had mij een schaaltje met vla voorgesteld. Maar ook het schaaltje staat niet in het gedicht, maar slechts in de koelkast in mijn hoofd. Naast de plek waar pruimen stonden, die iemand intussen opgegeten heeft.

Dat is niet erg, door dit boekje had ik toch al meer zin in poëzie dan in pruimen. Of in vla. Woorden temmen is een mooi boekje, qua inhoud en qua vorm. Licht en toch serieus, degelijk en enthousiasmerend, laagdrempelig maar niet simpel. Koop het!

Kila & Babsie [Kila van der Starre en Babette Zijlstra], Woorden temmen; 24 uur in het licht van Kila & Babsie. Uitg. Grange Fontain, z.pl. 2018.




dinsdag 8 mei 2018

Renate Dorrestein (1954 - 2018) overleden

Foto: Merlijn Doomernik
In 1983 verscheen de roman Buitenstaanders, van Renate Dorrestein. Het was de eerste roman van wat een lange lijst met boeken zou worden. Door de jaren heen bouwde Dorrestein gestaag aan haar oeuvre. Op 4 mei overleed ze, 64 jaar oud.

Debuut

Buitenstaanders was een fris boek over een gezin dat strandt met de auto op weg naar vakantie. Vader, moeder en twee zoontjes worden opgenomen in een huis waarin vreemde mensen wonen, bijvoorbeeld een vrouw die het idee heeft dat ze jong kan blijven door het bloed van jonge eendjes te drinken en een man die liefdesbrieven op bestelling schrijft. En de zwijgzame figuur Evertje Polder, van wie pas na een tijdje blijkt dat het helemaal geen mens is.

Het debuut van Dorrestein was een fris geschreven boek, waarom ik breed moest glimlachen maar het had ook iets duisters, waardoor het meer was dan een luchtig boek. Er wordt door de zusjes Biba en Ebbe een feest op touw gezet voor hun drielingzusje Sterre, maar je krijgt steeds meer het idee dat er iets in het verleden is gebeurd dat helemaal niet pluis is. Na afloop stelt de lezer zich de vraag wat eigenlijk 'normaal' is, wie er normaal is en of hij zelf wel normaal is.

Na Buitenstaanders las ik een aantal jaren lang zo'n beetje alle boeken die Dorrestein publiceerde. Die waren niet altijd even geslaagd (bijvoorbeeld Vreemde streken, 1985), maar de meeste van die romans zijn mij wel bijgebleven, zoals Noorderzon (1986) en Een nacht om te vliegeren (1987).

Rond die tijd kocht ik standaard elk nieuw werk van Dorrestein, dus ook haar verzameling columns Korte metten (1988), het dunne boekje Haar kop eraf (1988), tekst van een lezing, en zeker het half-autobiografische Het perpetuum mobile van de liefde (1988). Ik heb daar tijdens de lessen die ik gaf ook wel uit voorgelezen, herinner ik me.

Het was ook de tijd dat het tijdschrift Bzzlletin een themanummer aan Dorrestein wijdde. Ook dat tijdschrift las ik helemaal. Daarin stond bijvoorbeeld het stuk waarin Hella Haasse Dorrestein plaatste in de traditie van de gothic novel.

De meeste van die eerste romans heb ik verschillende keren gelezen. Ik herinner me dat ik in de plaatselijke bibliotheek een lezing heb gehouden over het werk van Dorrestein. Daar kwam bijna niemand op af, wat ongetwijfeld meer aan mij lag dan aan het werk van Dorrestein. Uiteindelijk kon de lezing aan een grote tafel gehouden worden, wat wel goed was voor de sfeer en voor het op gang komen van het gesprek over de lezing.

Veel van de vroege romans van Dorrestein volgen een vast stramien: ze spelen zich af op een geïsoleerde plek, zodat er geen ingrijpen van buitenaf mogelijk is. Op die plek zijn de mensen bij elkaar en dan gaat het gisten, totdat het uitloopt op een noodlottig einde.

Vóór alles een dame

In 1989 verscheen een boek dat relatief onbekend is gebleven: Vóór alles een dame. Het is een bijzonder boek. Je kunt het lezen als een soort kalender, met bij elke datum de naam van een heilige en een citaat. In die afdeling waren mannen overigens zo ongeveer afwezig. Ook in de rest van het boek zijn het de vrouwen die het voor zeggen hebben.

Er staan verder recepten in het boek, maar het lukt je niet om daarmee een complete maaltijd samen te stellen: ik herinner me vooral recepten voor taarten.

Daarnaast wordt er het verhaal verteld van mevrouw Meermin, die werkt met meisjes die een buitenstaander misschien moeilijk opvoedbaar zou noemen. Mevrouw Meermin spreekt liever over 'meisjes met potentieel'. Mevrouw Meermin leert de meisjes koken, want wie kookt heeft de macht. Haar echtgenoten zijn dan ook op mysterieuze wijze om het leven gekomen. Als het verhaal een onaangename wending dreigt te nemen, komen de meisjes in opstand en gijzelen ze de schrijfster. Een van de meisjes neemt de pen (of het toetsenbord) over.

Dorrestein speelt in het boek met de fictionaliteit: de personages zijn zich ervan bewust dat ze een personage zijn en Dorrestein maakt van zichzelf ook een personage. Het is een spel dat ook de Revisorauteurs wel speelden, bijvoorbeeld Frans Kellendonk in Letter en geest. Maar Dorrestein is luchtiger, speelser.

Jaren negentig

Een tijdlang volgde ik het werk van Dorrestein, kocht en las het: Het hemelse gerecht (1991), Ontaarde moeders (1992), Heden ik 1993, over de ziekte ME waaraan zij leed), Een sterke man (1994), Verborgen gebreken (1996) en het boekenweekgeschenk Want dit is mijn lichaam (1997). Sommige van die boeken staan mij nog goed bij.

Ik zie het restaurant in Het hemelse gerecht nog voor me. Het water begon te stijgen rondom het restaurant en dat kende ik uit mijn jeugd. Mijn opa en oma woonden buitendijks, zodat we bij hoogwater alleen met een roeiboot hun huis konden bereiken en samen met mijn vader en mijn broer heb ik (tevergeefs overigens) zandzakken gesjouwd om het water in het voorjaar achter de zomerdijk te houden.

Ontaarde moeders herinner ik me als een sterke roman. Het meisje dat daarin rondloopt voelt zich erg verantwoordelijk voor haar vader. Als je parentificatie wilt illustreren, kun je veel passages in dit boek als voorbeeld gebruiken.

Een hart van steen (1998) is een van de bekendere romans. Een meisje overleeft een familiedrama en vraagt zich af waarom haar moeder haar niet gedood heeft. Het boek komt nog geregeld op de boekenlijsten van mijn leerlingen voor, waarbij het wel vooral meisjes zijn die het boek lezen. Ik zie ook Het hemelse gerecht of Verborgen gebreken wel eens terugkomen. Bij dat laatste boek speelt misschien mee dat het verfilmd is.

Na 2000

Het geheim van de schrijver (2000) sloeg ik over, maar Zonder genade (2001) las ik, evenals Het duister dat ons scheidt (2003). Terwijl ik dit tik, begin ik te twijfelen. Of las ik Zolang er leven is (2004)? Ergens in deze periode ben ik Renate Dorrestein kwijtgeraakt. Ik heb geen beeld meer bij de inhoud van de romans en blijkbaar waren er andere boeken en andere schrijvers die om mijn aandacht vroegen.

Jaren nadat het uitgekomen was, kocht ik Echt sexy (2007) voor een euro of zo op een rommelmarkt. Het boek kwam terecht op de stapel boeken die ik misschien ooit nog een keer zou gaan lezen. Dorrestein leest immers altijd prettig, dus je weet nooit. Maar nooit haalde ik het boek van die stapel af.

Pas bij Weerwater (2015) had ik weer de neiging de nieuwe Dorrestein te gaan kopen. Ik las de recensies, was geïnteresseerd, maar kocht het boek niet. Wel heb ik een keer een mondeling examen afgenomen bij een leerling die het boek op de lijst had staan en ik bleek er genoeg van te weten om geloofwaardige vragen te kunnen stellen.

Ook Reddende engel (2017) leek me wel wat en toen ik aan het eind van dat jaar een lijstje maakte van de beste boeken van dat jaar die ik niet gelezen had, plaatste ik dat boek erop. Van aanschaffen en lezen is het sindsdien niet gekomen.

Meeleven met de personages

Dorrestein heeft een fors oeuvre bij elkaar geschreven. Het zijn niet allemaal meesterwerken, maar de boeken zijn allemaal prettig te lezen. Dorrestein heeft een zekere helderheid van vertellen die veel lezers aanspreekt, gezien de verkoopcijfers van haar boeken. Ze heeft enkele ontroerende hoofdpersonen geschapen, zoals Ontaarde moeders en Verborgen gebreken. Het is overigens in al haar boeken gemakkelijk om mee te leven met de hoofdpersoon.

Als geen ander wist Renate Dorrestein haar hoofdpersonen in lastige situaties te brengen. Dat deed ook Maria Stahlie wel in haar vroege romans. Je voelt dat het niet goed kan gaan, maar de hoofdpersoon gaat door op hetzelfde spoor totdat hij of zij niet meer terugkan. Omdat de lezer zo meeleeft met de personages, voelt ook de lezer zich ongemakkelijk bij de netelige situatie van de hoofdpersoon.

Mededogen

Altijd lees je Dorresteins boeken met mededogen voor de hoofdpersoon en altijd is  daarin ergens nog wel een sprankje hoop. Pessimistisch was Dorrestein niet, maar ze wilde wel de werkelijkheid laten zien en die is niet altijd prettig. Haar hart was bij de mensen die erg hun best deden om hun leven op orde te krijgen, maar daar net niet in slaagden, bij degenen die net te weinig macht hebben. Kinderen, bijvoorbeeld, zoals in Verborgen gebreken, waarin twee kinderen weglopen van huis en meegaan met een oude vrouw. Ook daar proberen ze greep te houden op het lot. Met noodlottige afloop, overigens.

Vaak onderzoek Dorrestein situaties. Hoe werkt het bij een familiedrama waarin een moeder haar kinderen doodt en daarna zelfmoord pleegt? Hoe werkt macht? Hoe zit het met kinderen die zich verantwoordelijk voelen voor hun ouders? Hoe reageer je als je slachtoffer (of dader) bent van zinloos geweld? Dit soort vragen dwingen de lezer om na te denken over soortgelijke situaties.

Niet lang voor haar dood publiceerde Renate Dorrestein Dagelijks werk, een autobiografie in teksten. Aan de hand van die teksten krijgen we een beeld van haar schrijversleven.

Dorrestein heeft in een groot deel van dat schrijversleven een omvangrijk publiek gehad. Niet voor niets liggen er na haar dood condoleanceregisters bij een aantal grote boekhandels in het land. Daar zullen veel mensen hun naam achterlaten. Op Hemelvaartsdag zal de uitvaart zijn. Dat is een passende dag. Renate Dorrestein heeft op school gezeten bij de nonnen en het katholieke geloof is altijd bij haar gebleven. Ze sprak daar ook over in haar recente interviews, toen al duidelijk was dat de tijd die haar nog restte op raakte.

Laat haar rusten in vrede en laat haar oeuvre nog even doorleven.

De foto van Renate Dorrestein is beschikbaar gesteld door Merlijn Doomernik. 
Voor nog meer portretfoto's: zie zijn website.

zondag 6 mei 2018

Mensen van licht en steen (Frans Willem Verbaas)

De Tweede Wereldoorlog brengt vier inwoners van het stadje Heusden bij elkaar: een zakenman (Nard), een kleine middenstander (Gijs), iemand die op de scheepswerf werkt (Levien) en een docent geschiedenis (Evert). Door de omstandigheden ontwikkelt zich een vriendschap en de vrienden besluiten wekelijks bij elkaar te komen op wat je een hangplek zou kunnen noemen: een bankje bij de katholieke kerk. Dat houden ze vol tot ze hoogbejaard zijn en voor een enkeling van hen zelfs tot het eind van zijn leven.

Dat is het grondpatroon van de roman Mensen van licht en steen van Frans Willem Verbaas, die eerder de vrij goede roman De vierde vrouw, de redelijke roman  Sneeuw in Afrika en het minder geslaagde Engelenwoede schreef. Het zijn wel boeken waarin een auteur serieus iets probeert en ze lezen ook aardig weg.

Dat laatste is ook wel het geval Mensen van licht en steen. Verbaas gaat met soms grote, soms wat kleinere stappen door de tijd, waarbij we op de hoogte worden gehouden van het doen en laten van het viertal en van hun partners en nazaten. Intussen krijgen we ook de ontwikkelingen mee van het vestingstadje Heusden en de andere ontwikkelingen in onze maatschappij.

Daarbij heeft Verbaas het wel klein gehouden. Het boek loopt van november 1944 tot nazomer 2008, maar we krijgen weinig mee van bijvoorbeeld de moord op Kennedy, de oorlog in Vietnam, de treinkapingen in de jaren zeventig of de val van de Muur. De vrienden hebben vooral aandacht voor hun directe omgeving.

Ze kunnen zich niet onttrekken aan enkele ontwikkelingen of maken er gebruik van: Gijs heeft een tabakszaak, maar het roken komt gaandeweg in een kwade reuk te staan; de zoon van Nard begint een keten van videotheken als de videobanden in zwang komen en de dochter van Levien gaat in de computers.

Ook Heusden ontwikkelt zich. De stad wordt keurig gerenoveerd, wat gevolgen heeft voor de huizenprijzen (Nard zit in het vastgoed), maar je ziet ook hoe moeilijk de middenstand het heeft. Wat dat betreft is dit boek ook een beetje Geert Mak in Heusden (Hoe God verdween uit Heusden). Hoe belangrijk Heusden is, blijkt ook uit de plattegrond die opgenomen is in het begin van het boek.

Dat kaartje is een extra service, maar eigenlijk heb je het niet nodig. Ik heb het bekeken aan het begin van het boek, maar heb het verder niet meer geraadpleegd, zonder dat het boek minder goed te volgen was. Na afloop had ik wel zin om eens een kijkje in Heusden te gaan nemen; het lijkt me een aardig stadje.

Het boek van Verbaas begint met een proloog, waarin Evert aan het woord is. Er wordt gesuggereerd dat de rest van het boek bestaat uit zijn genoteerde herinneringen. Dat is merkwaardig, want uit het grootste deel blijkt absoluut niet dat Evert de verteller is. Het eerste hoofdstuk begint bijvoorbeeld met Gijs (in 1944) en al in de tweede regel lezen we: 'Hij verlangde naar beweging en frisse lucht.' Ik geloof niet dat Evert zich dit soort dingen herinnert. De proloog had dan ook beter achterwege kunnen blijven.

Natuurlijk is het tussen de vrienden niet altijd koek en ei. In het schetsen van conflicten is Verbaas niet op zijn best. Een paar keer wordt iemand ineens kwaad en loopt daarna weg van de groep, waarbij ik nauwelijks snap waarom iemand zo ineens zo boos wordt. Tegen het eind van boek is er 'een gewelddadig incident' zoals er in de proloog staat en dat is een absoluut dieptepunt. Niet alleen is de actie tamelijk ongeloofwaardig, ook stilistisch is Verbaas hier op zijn zwakst.

Hij heeft het boek door af en toe clichématige beschrijvingen, vooral als het over het uiterlijk gaat. Van de vrouw van Gijs wordt zo'n beetje elke keer dat ze opgevoerd wordt verteld dat ze 'opaalblauwe ogen'  heeft. Maar in het gevecht tegen het eind is meer mis. Het zou juist snelheid moeten hebben,  maar de schrijver strooit met vertragende zinswendingen en vreemde beschrijvingen. Zo krijgt iemand 'een trap tegen zijn knieschijven'. Ik ga ervan uit dat de bewuste man zijn knietjes keurig bij elkaar gehouden heeft, zodat ze in een enkele trap te raken zouden zijn.

De bedroevend slechte passage tegen het slot maakt veel kapot van een voor de rest aardig boek, waarin Verbaas laat zien dat iedereen een kind van zijn tijd is en dat mensen met verschillende achtergronden elk met hun eigen problemen hebben te kampen, zoekend naar geluk of succes of beide. En ook dat er over de verschillen heen werkelijk contact tussen mensen mogelijk is. Dat is wel prettig in een samenleving, waarin het benadrukken van verschillen gebruikt wordt om contact te vermijden.

Verschillende keren komt Verbaas uit de hoek met originele observaties. Als er twee huwelijken op een echtscheiding uitlopen:
Neem nou jouw Tommy en mijn Ada. Die dubbele echtscheiding was gewoon een ordinaire reorganisatie met bijbehorende ontslagronde: Irene en Albert vlogen eruit, Tommy en Ada fuseerden en werden nog rijker dan ze al waren. 
Relaties raakten in de loop van de decennia minder tijdbestendig. Ook in vorige romans kwamen echtscheidingen of huwelijkscrises al voor. Hier neemt een man de zorg voor de kinderen op zich en ook dat kwam al eerder voor in het werk van Verbaas.

Soms is het geloof onderwerp van gesprek. Vreemd is wel dat er nooit gesproken wordt over 'rooms-katholiek', maar alleen over 'rooms', ook door de katholieken zelf. Een pastoor kan zeggen: 'De roomse kerk kampt met een groot priestertekort'. Geen pastoor zegt hem dat na.

Bij het beschrijven van een kerkdienst is Verbaas weer origineel:
Zo'n kerkdienst is net als vrijen, geweldig als je er zelf mee bezig bent, maar als je er van een afstandje naar kijkt, dan geneer je je. 
Everts beste vriendin, Heleen, roept zichzelf uit tot de uitvindster van het vrij-conservatieve protestantisme.
Daaronder versta ik een geloofsrichting die enerzijds het geheel van de christelijke traditie respectvol wil bewaren, en die anderzijds iedereen de vrijheid toekent zich de afzonderlijke onderdelen van die traditie wel of niet persoonlijk toe te eigenen. 
Dat laatste is kenmerkend voor de gelovigen in Mensen van licht en steen, zoals de pastoor. Het zijn geen zeloten, maar ze bezitten een zekere mildheid tegenover hun medemensen, die ze graag de ruimte geven. De protestant Gijs is wel koppig, maar meer in zijn streven de kerktoren herbouwd te krijgen.

Het idee achter Mensen van licht en steen is aardig en het lukt Verbaas om ons mee te laten leven met de personages. Hoewel de beschrijvingen de ene keer beter geslaagd zijn dan de andere, willen we deze vier mensen toch wel volgen. De constructie met een proloog, en een gewelddadig incident aan het eind is ongelukkig. Daar waren betere oplossingen voor te bedenken geweest. Maar goed, een schrijver probeert eens wat en dan kan het ook mislukken. Een volgende poging, een volgende roman, ga ik wellicht toch wel lezen.

Frans Willem Verbaas, Mensen van licht en steen. Uitgeverij Mozaïek, Utrecht z.j. [2018]; 288 blz. € 19,99

dinsdag 1 mei 2018

De exodus van Hendrik Peter Scholte (Michiel van Diggelen)


Op kerkelijk gebied was het roerig in de negentiende eeuw: de Nederlandse Hervormde Kerk was de officiële kerk, maar in 1834 scheidde een aantal dominees zich af. De bekendste namen zijn H. de Cock en H.P. Scholte. Zij stichtten zelfstandige gemeenten buiten de kerk. Verzet was er tegen de nieuwe reglementen en tegen de Evangelische Gezangen. Ds. Ledeboer zou ze in 1840 letterlijk begraven, waarbij hij gezegd zou hebben: 'Daar liggen moeder en kind bij elkander'.

Stuk voor stuk zijn de voormannen van de afscheiding markante figuren geweest, die tegen de stroom op wilden zwemmen. Over een van hen, Hendrik Peter Scholte, heeft Michiel van Diggelen een historische roman geschreven: De exodus van Hendrik Peter Scholte. 

Bij het begin van het boek is het tien jaar na de Afscheiding en zojuist is de vrouw Scholte, Sara, overleden. Hij is op dat moment voorganger in Utrecht. Om zijn gedachten te ordenen gaat hij een eindje rijden op zijn paard Bilderdijk. Op een gegeven moment werpt het paard hem af, waarop Scholte inziet dat dat zijn eigen schuld is: hij gaf geen leiding. In de loop van de roman zal Scholte wel duidelijk leiding geven.

Waar het boek op uitloopt, is aan de titel al te zien: een exodus. Scholte zal met zevenhonderd volgelingen vertrekken naar Amerika. De roman laat de weg daarnaartoe zien. Scholte heeft het idee dat hij niet anders kan, ondanks dat zijn (tweede) vrouw aanvankelijk niet veel voelt voor de landverhuizing. Als er een beroep op Scholte wordt gedaan gaat hij de emigratie organiseren.

Iemand zegt tot hem:
Als u zich ergens achter stelt, met al uw kracht en invloed, dan vertrouwen de mensen dat het goed komt, maar niet ieder doel is het waard om voor te strijden.
Waarop Scholte antwoordt:
Dat is waar in algemene zin, maar in dit geval niet. Ik wil een nieuwe kans creëren voor al die arme drommels die hier geen toekomst meer hebben. Zij verdienen iemand die als een richter voor hen uitloopt en de weg wijst.

Van Diggelen heeft van de geschiedenis een goed leesbare roman gemaakt, waarin we Scholte aardig leren kennen. Hij is een teleurgesteld man: van de beweging die op gang kwam met de Afscheiding is minder overgebleven dan hij gehoopt had en hij is veel medestanders in de loop der jaren kwijtgeraakt. Het idee van emigratie wakkert bij Scholte het vuur opnieuw aan.

Dat de emigratie ook een economische oorzaak had, was mij onbekend. Een aantal mensen leefde in armoede of bijna-armoede en er was weinig zorg voor hen. Verhuizen naar Amerika was voor hen een manier om zich staande te kunnen houden. Misschien was dat allemaal al wel bekend, maar ik wist het nog niet.

Amerika werd ook gezien als het land waar nog werkelijke godsdienstvrijheid was en waar de overheid de kerk niet allerlei regels op kon leggen.

Een historische roman lees je aan de ene kant als een geschiedenisboek: je komt erachter wat er in die periode in een deel van Nederland gebeurd is. Ik kwam namen tegen die ik kende of op zijn minst wel eens gehoord had: van de predikanten Kohlbrugge, Brummelkamp en Heldring bijvoorbeeld. Heldring vond overigens dat er niet een nederzetting in Amerika gesticht moest worden, maar in Nederlands-Indië. Er werd zelfs een gesprek gearrangeerd van Scholte en Heldring met minister Baud, maar die zag er geen heil in en hij gaf geen toestemming.

Aan de andere kant lees je het ook als het verhaal over een man met wie je wilt meeleven en die je wilt begrijpen. Dat lukt aardig, al is het wel vooral Scholte die goed uit de verf komt. De personen om hem heen blijven een stuk vlakker. De beschrijving van het gezin is warm, maar wellicht ook een beetje klef en dat de vrouw van Scholte eerst fel tegen de emigratie is, maar zich later schikt is ook niet helemaal goed na te voelen.

Van Diggelen heeft Scholte goed in zijn tijd geplaatst, ook qua opvattingen. Zo vindt hij dat zijn vrouw hem moet volgen; dat heeft ze immers beloofd toen ze met hem trouwde. Zijn aanvankelijk opstandige vrouw lijkt dichter bij onze tijd te staan.

Ook het taalgebruik in de kring waarin Scholte verkeerde, weet Van Diggelen goed te typeren. Er worden ook delen van preken naverteld. Wellicht had de schrijver de tekst daarvan tot zijn beschikking, evenals misschien de tekst van enkele brieven. In ieder geval is het taalgebruik geloofwaardig.

De exodus van Hendrik Peter Scholte moet het niet hebben van de plot: die is met de titel al zo ongeveer gegeven. Erg is dat niet. De periode waarin het verhaal zich afspeelt en de hoofdpersoon zijn intrigerend genoeg.

Ook het vervolg van de geschiedenis, dat buiten dit boek valt, lijkt boeiend. Het stichten van Pella in de staat Iowa, de weigering van Scholte om zich aan te sluiten bij de Dutch Reformed Church en uiteindelijk zijn afzetting lijken stof te bevatten voor een vervolgroman. Wie weet, komt dat er nog van.

Michiel van Diggelen, De exodus van Hendrik Peter Scholte. Uitgeverij IJzer, Utrecht 2018; 400 blz. € 22,50