donderdag 28 maart 2024

Afgestoft: Het leven heeft geen geheimen (Koos van Zomeren)

Maar weer eens de stofdoek gehanteerd. Toen de wolken stof optrokken kwam daar deze recensie van een boek van Koos van Zomeren onderuit. Hij stond op 20 januari 2005 in het Nederlands Dagblad

Ik hou erg van het werk van Van Zomeren, al duurt het soms even voordat ik daadwerkelijk lees. Hij kreeg (als mijn herinnering klopt) behoorlijk wat publiciteit met Otto's oorlog (1983), maar ik las het pas na Het verhaal (1986), dat wel meteen na het uitkomen las. Toen was ik ook wel verkocht. Ik las dus Otto's oorlog en ook De witte prins (1985) en Oom Adolf (1980). 

In 1987 kocht ik ook meteen Sterk water en las het, maar Van Zomeren publiceerde zoveel dat ik hem niet bij kon houden. Ik had echt wel zin in de columns in Een vederlichte wanhoop (1987) en ghet dagboek Een jaar in scherven (1988), maar het kwam er niet van. Wel pikte ik het dunne Van school (1989, met Benno Barnard) mee, maar daarna duurde het tot eind 2004, toen ik Het leven heeft geen geheimen (2004) las. De recensie daarvan staat hieronder. 

Ooit ontmoette ik Van Zomeren, toen hij de opening van een expositie verrichtte, maar veel hebben we niet gesproken. 

Van Zomeren schrijft aan een intrigerend oeuvre en als ik ergens een boek van hem tegenkom in een kringloop neem ik het mee. Als je nog nooit wat van hem gelezen hebt, heb je nog veel moois tegoed. 


Een schijnbaar glasheldere roman

Niets is heerlijker dan je verliezen in een roman. In het hoofd en dus de gedachtewereld van een hoofdpersoon kruipen, zijn angsten, vreugden en verlangens delen en zolang je leest helemaal weg zijn van de tijd en de plaats van het heden. Veel jeugdboeken heb ik indertijd zo gelezen. Ik ben Buffalo Bill geweest en Paddeltje en later was ik Iskander of Rozeke van Dalen. Escapisme natuurlijk, maar de vraag is of dat erg is. 

Een geoefende lezer heeft die argeloosheid verloren, zoals ook de literatuur niet meer inspeelt op zo'n argeloze lezer, die zich identificeert met de hoofdpersoon. Sommige boeken dragen nadrukkelijk de boodschap uit dat de opgeroepen wereld niet de echte wereld is, dat het slechts literatuur betreft. 

Een mooi voorbeeld daarvan is Quissama van F. Springer, waarin de hoofdpersoon, Charles Enders, zich gedurende de roman meer en meer begint af te vragen wat er nu waar is van de verhalen die zijn tegenspeler, King Velderman, opdist. Op de laatste bladzijde blijkt ook Enders maar een romanpersonage te zijn. Een personage dat de vrees bekruipt dat hij maar een personage is en niet 'echt' bestaat. 

Ook in Het leven heeft geen geheimen van Koos van Zomeren vertelt de schrijver ons uitdrukkelijk dat het literatuur, verbeelding, is wat wij lezen. In het eerste deel leren wij een traditioneel romanpersonage kennen. Hans Riggeling, ex-cabaretier, die de kost verdient door zijn stem te verhuren, maar hij is brodeloos geworden sinds hij zijn stem kwijt is. Dat gebeurde nadat hij van een mountainbiker een klap op zijn strottenhoofd kreeg. Lastig voor Riggeling, niet alleen omdat hij voor zijn inkomen afhankelijk is van zijn stem, maar ook omdat hij de behoefte heeft om zich uit te spreken over de wereld. Riggeling is vol woede over veel in de wereld. Die woede heeft hem ook zijn stem gekost. 'Sodemieter op met je teringfiets!' riep hij tegen de mountainbiker, maar halverwege die uitroep stokten de woorden hem al in de keel. 

Uit een boekje met artikelen over het werk van Koos van Zomeren (Want je ziet niet alleen wat je ziet), blijkt dat Riggeling in die woede samenvalt met Van Zomeren:
Waar eerst een wandelpaadje was waar je ook kon fietsen, is nu een fietspad waar je ook kunt wandelen - als je tenminste bestand bent tegen de bloedstollende oerkreten waarmee slierten toerfietsers je aan de kant brullen. Ik persoonlijk kan daar slecht tegen. Ik vind het helemaal niet vanzelfsprekend dat snelheid voorrang heeft op traagheid, ik vind helemaal niet dat ik altijd aan de kant moet, en dan kan het Groene Hart me eigenlijk gestolen worden - ik ga de polder niet redden om hem vervolgens te verliezen aan die fietsmaniakken, ik ga me niet inzetten voor de natuur in Nederland om haar vervolgens aan flarden te laten rijden door mountainbikers. 
Er is wel wat aan te merken op dat eerste deel van Het leven heeft geen geheimen. Het probleem van Riggeling wordt wel duidelijk, maar erg veel gebeurt er verder niet. 

In deel 2 is ineens de schrijver zelve aan het woord, die zit te puzzelen op zijn roman en hetzelfde mankement ook erkent. Daardoor is het gebrek ineens geen gebrek meer, maar iets wat bewust zo gedaan is, niet door de schrijver in het boek (die natuurlijk ook maar een personage is, al lijkt hij in alles op wat wij van Koos van Zomeren weten, maar door de schrijver buiten het boek. 

De schrijver wil Riggeling in verband brengen met een gebeurtenis uit de Tweede Wereldoorlog, maar weet niet goed hoe hij dat moet doen. Het gaat om een Duitse soldaat die gevangengenomen is door de Russen. Ze laten hem piano spelen tot hij niet meer kan, en schieten hem daarna dood. 

In deel 3 zijn we weer terug bij Hans Riggeling, bij wie vragen opkomen over zijn broertje Julius, die op jonge leeftijd omgekomen is doordat hij overreden is door een motor. Riggeling is aan het rekenen geslagen en vraagt zich af of zijn vader wel de vader van Julius kan zijn. Was vader in de tijd van de conceptie wel in huis? De enige die hem verder kan helpen is tante Caecile, de jongere zus van Hans' moeder. Zij vertelt hem dat de zaken anders in elkaar zaten dan Hans begon te vermoeden. 

Dingen te weten

Intussen heeft Hans ook de gebeurtenis van de pianospelende Duitse soldaat in zijn hoofd, maar hij weet niet waar het verhaal vandaan komt. Het gezicht dat hij voor zich ziet, kan bijna niet zijn van een Duitser die hij ooit gezien heeft. Hans komt erachter hoe de zaken zitten, maar de vraag is of hem dat wel verder helpt. 'Het leven heeft geen geheimen,' hoorde hij zijn vader ooit zeggen. Tante Caecile verwoordt het aan het eind van de roman zo:
Ik ben zelf ook wel eens dingen te weten gekomen over mijn leven... dingen die ik nooit verwacht had... diengen die... en eerst heb je het gevoel: dat verandert alles, eerst vind je het prachtig of juist verschrikkelijk om die dingen te weten, maar op den duur merk je... er verandert eigenlijk niets, er verandert eigenlijk nooit wat - alles wat goed was blijft goed en alles wat verkeerd was blijft verkeerd. 
Op dat inzicht valt wel wat af te dingen, maar eigenlijk gaat het daar in deze roman nauwelijks om. De thematiek zit hier meer in de vorm, dan in een of andere filosofische grondgedachte. Van Zomeren, wil ons laten geloven dat ook de roman geen geheimen voor ons heeft, dat hij de lezer uit de doeken doet hoe hij geworsteld heeft met de materie en hoe uiteindelijk het eindresultaat tot stand gekomen is. De lezer zal dat echter alleen aannemen, als hij bereid is om identificerend te lezen, waarbij hij zich niet alleen identificeert met het personage Hans Riggeling, maar ook met het personage Koos van Zomeren. En dat kan bij Het leven heeft geen geheimen de bedoeling niet zijn. We weten dat buiten het boek er een gniffelende schrijver is, die alles in de hand heeft, die het geheim van de schrijver mooi voor zich houdt en ons intussen zoet houdt met een schijnbaar glasheldere roman. Knap werk. 


Eerder schreef ik over:
Rondom Staal (2012)
Hooiberg (2018)

woensdag 27 maart 2024

Iemand om mee te praten (Grégory Panaccione)


Samuel Verdi, vijfendertig jaar oud, heeft niet zo'n vrolijk leven. Op zijn werk heeft hij een baas die hem op de huid zit en veel contacten heeft hij ook al niet. Zo viert hij zijn verjaardag altijd in zijn eentje. Hij drinkt dan te veel en belt zijn ex op, omdat hij niemand anders heeft om te bellen. Deze keer verknoeit hij ook nog zijn smartphone, zodat hij aangewezen is op de vaste telefoon. 

Maar om die te gebruiken moet je nummers uit je hoofd kennen en het enige nummer dat hij zich herinnert, is dat van het huis waarin hij opgroeide als kind. Tot zijn verbazing en zijn schrik overbrugt de telefoonverbinding niet alleen de afstand in de ruimte, maar ook die in de tijd: hij krijgt zijn jongere ik aan de lijn, het jongetjes Samuel. 

Li-Na

Op zijn werk maakt hij kennis met Li-Na, een jonge vrouw uit China, die het team tijdelijk komt versterken. Samuel vindt haar leuk, maar durft dat eigenlijk niet te laten merken. Verder heeft hij contact met zijn onderburen, Marcel en Marcelline, bij wie hij wekelijks eet. 

Het bijzonderst is natuurlijk het contact met Samuels jongere ik. In de literatuur komt zo'n lus in de tijd vaker voor, bijvoorbeeld in Ik kom hier nog op terug van Rob van Essen en Alles kantelt van Tomas Lieske. Het is voor een schrijver een gecompliceerde situatie. Als de hoofdpersoon ingrijpt in het verleden, klopt het heden immers niet meer. 

Samuel wil zijn jongere ik graag behoeden voor verdriet, maar hij weet ook dat dat niet kan. Zo is de moeder van het jongetje ziek. Samuel weet dat ze nog maar kort te leven heeft, maar dat kan hij natuurlijk niet zeggen. 

Na een van de gesprekken gaat het jongetje wel een pester op school te lijf. Dat zal dus in het verleden ook werkelijk gebeurd moeten zijn, al herinnert de oudere Samuel zich dat niet meer. Hoe het jongetje zich uit een lastige positie omhoog werkt, is weer een voorbeeld voor de Samuel van later. 

Toenadering

De gesprekken met zijn jongere ik doen Samuel goed. Uiteindelijk kan hij zelfs met Li-Na praten over zijn gevoelens. Maar dan is ze plotseling verdwenen. Wat er dan allemaal gebeurt, hou ik even voor me, om het leesplezier niet te bederven. Nee, ik ga ook niet vertellen of het goed afloopt. 

Iemand om mee te praten is een menselijk boek. Het gaat niet over helden, maar over mensen met hun beperktheden, hun onhandigheden, hun ongemak. Mensen zoals wij dus, krabbelaars. De ene keer gaat het wat beter, de andere keer wat moeilijker. 

Wat Samuel kracht geeft en weer initiatief is het gesprek met zijn jongere ik. Dat zou een metafoor kunnen zijn voor het in gesprek gaan met kind dat in ieder van ons zit. Het kind dat zich in het verleden gered heeft toen het leven ook af en toe best lastig was. Dat kind dat zich er toen doorheen geslagen heeft, zit nog steeds ergens in ons. 

Stappen zetten

Dat contact zorgt ervoor dat hij stappen gaat zetten, gaat proberen zijn leven in de hand te krijgen. Ten opzichte van zijn baas, ten opzichte van Li-Na en dat boek waar hij ooit aan begonnen was, daar moet hij ook nog wat mee.  Allemaal best lastig, maar hij doet het toch maar. Marcel en Marcelline zijn er getuigen van. Zij beschouwen hem min of meer als de zoon die ze nooit gehad hebben. Gewoonlijk verlaten kinderen het nest als ze twintig zijn, maar toen kwam Samuel juist in het leven van zijn buren. 

Het verhaal van Iemand om mee te praten is gebaseerd op een roman van Cyril Massarotto. Panaccione heeft er echt een strip van gemaakt, waarbij de tekeningen een groot deel van het verhaal vertellen. Samuel heeft alleen per telefoon contact met het jongetje dat hij ooit was, maar het voelt alsof ze samen buiten lopen, voetballen, in bomen klimmen. 

Samuels gedachten, bijvoorbeeld over wat hij zijn baas toewenst, zijn vaak als tekening weergegeven. Dat werkt goed. Het hele boek door is het leestempo vrij hoog en de beelden blijven je bij. Het boek is ingedeeld in overzichtelijke hoofdstukken, met op de titelpagina van elk hoofdstuk een eenvoudige tekening. 

Er is behoorlijk wat afwisseling, bijvoorbeeld tussen tekeningen met en zonder kader. In het laatste hoofdstuk komt een brief voor. De tekeningen daarbij zijn schetsmatig, zodat de tekst wat meer aandacht krijgt. Soms pakt Panaccione uit met een grote tekening. Vaak markeert die een belangrijke scène in het boek, maar die zorgt ook voor een rustmoment, na een serie kleinere tekeningen. Zo kan de lezer even op adem komen. 

Humor

Er zitten passages in Iemand om mee te praten die wat zwaarder zijn, maar gemiddeld genomen is de verteltoon licht en de humor is nooit ver weg. Als Li-Na ermee akkoord gegaan is dat Samuel en zij elkaar voortaan met 'je' aanspreken, is hij de koning te rijk. Panaccione laat hem zweven van geluk. Daarbij stoot hij dan wel weer zijn hoofd tegen het plafond. 

De tekeningen doen me qua stijl denken aan die van Aimée de Jongh. Dat heeft te maken met de lijnvoering, maar ook met de manier waarop de (soms vrij grote) ogen expressie uitdrukken. En misschien komt het ook wel door het soort verhaal. Ook Aimée de Jongh zit altijd dicht op het menselijke. 

Iemand om mee te praten wordt afgesloten met een korte epiloog van twee bladzijden. Het verhaal wordt daarmee mooi rond gemaakt. Niet alleen weten we nu dat het precies een jaar geduurd heeft, maar ook welke beslissende ontwikkeling Samuel heeft meegemaakt. 

Grégory Paccione heeft niet alleen een goede strip gemaakt, maar het is ook een positief verhaal, dat veel lezers een warm gevoel zal bezorgen. Je leeft mee met Samuel en je wilt dat het goed met hem afloopt. Vooral als het tegenzit. Het boek spreekt mensen aan op hun mededogen, doet een beroep op hun empathie en die hebben we maar al te graag met dit personage. En misschien gaan we na het lezen wel een goed gesprek aan met het kind in ons. 

Titel: Iemand om mee te praten
Tekst en tekeningen: Grégory Panaccione
Vertaling: James Vandermeersch
Uitgeverij: Lauwert
256 blz. € 38,95 (hardcover)

dinsdag 26 maart 2024

Peachez, een romance (Ilja Leonard Pfeijffer)

Hoe meer je leest, hoe meer je beseft wat je allemaal niet gelezen hebt. Dit jaar ga ik wat meer oudere literauur bijlezen. Ik plaatste bijdragen over Ina Boudier-BakkerClare LennartA.H. Nijhoff en Arthur van Schendel. Van twee van deze auteurs heb ik al weer een boek ter lezing klaarliggen. 

Maar ook bij de meer recente literatuur is er veel ongelezen gebleven. Daarmee word ik soms geconfronteerd als ik mondelinge examens afneem. Daarom zal ik dit jaar ook nog iets lezen van bijvoorbeeld Thomas Oldeheuvelt. 

Dat ik een boek niet gelezen heb, verhindert mij meestal niet om erover te vragen. Ik lees een paar goede samenvattingen en dan kom ik er meestal wel mee weg. Zo heb ik ook al verschillende keren gevraagd over Peachez, een romance (2017) van Ilja Leonard Pfeijffer. Maar gelezen had ik het niet. 

Eigenlijk had ik ook wel zin in het boek. Ik had er wel vertrouwen in dat het een leuk boek is om te lezen. Maar ik kende de plot al. Ik vroeg me af of dat het leesplezier zou bederven. 

Dat bleek niet het geval. Als je helemaal niet weet waar het verhaal heen gaat, is het boek nog net iets leuker natuurlijk, maar het het boeide me, ook met voorkennis, gemakkelijk. 

Capre diem

De hoofdpersoon is een wat oudere man, classicus, die een mailtje krijg van ene Sarah. Daarin schrijft ze 'capre diem', wat hij toch even moet verbeteren. In de loop van de weken blijven ze contact houden. Tussendoor heeft Proffie, zoals ze hem noemt, het druk met het organiseren van een Tertullianuscongres te zijner ere. 

Het is vermakelijk om te zien hoe Sarah Proffie om haar vinger windt. Hij is daarin wel erg naïef, maar je gaat als lezer wel in het verhaal mee. Sarah stuurt hem ook foto's en dan komt hij erachter dat een deel van haar verhaal niet klopt. Ze werkt namelijk niet in een bar, maar is fotomodel: Sarah Peachez. 

Dat geeft ze ook toe en ze legt ook uit waarom ze dat niet verteld heeft. Dat klinkt redelijk geloofwaardig en Proffie gaat helemaal mee in haar verhaal. Hij is zelfs bereid voor haar naar Curaçao te vliegen, ondanks zijn vliegangst. 

Gevangenis

Als het boek begint, is het hele verhaal eigenlijk al achter de rug. Proffie schrijft een verslag van wat er gebeurd is, als een soort bekentenis. Hij bevindt zich op dat moment in de gevangenis. Hij neemt Sarah overigens niets kwalijk. Voor hem is ze de liefde van zijn leven. 

De enige reden waarom ik de mij toegewezen advocaat, die verder ook weinig meer voor mij kan doen, heb gevraagd om mij een pen en een ongelinieerd notitieboek te laten bezorgen en waarom ik het voornemen heb om in een kort bestek maar met zo groot mogelijke precisie op te schrijven wat mij is overkomen, is dat ik elke mogelijke indruk wil wegnemen dat haar iets valt verwijten. Haar treft geen blaam. Zoals zal blijken uit mijn nauwkeurige reconstructie van de gebeurtenissen, is zij onschuldig. 

Pygmalion

Ook als de classicus weet dat het beeld dat hij van Sarah heeft niet klopt, houdt hij eraan vast. Niet voor niets noemt hij de mythe van Pygmalion, de beeldhouwer die een beeld van Aphrodite maakte. Hij werd verliefd op het beeld en op zijn gebed kwam het beeld tot leven. 

Het is een van de weinige verhalen uit de Griekse mythologie die goed aflopen en volgens Sarah zegt dat iets over hen tweeën. Ook dat verhaal zal goed aflopen. 

Misschien is dat ook gebeurd. Weliswaar is de hoofdpersoon allerlei narigheid overkomen, maar in zijn hoofd is het beeld van zijn geliefde onaangetast. 

Peachez is een mooi boek. Het is een liefdesverhaal, met een zeker schattigheidsgehalte, door de naïeve hoofdpersoon. Hij formuleert vrij plechtig en vaak in lange zinnen, wat mooi contrasteert met de ongepolijste Sarah. Naar het verhaal van Pygmalion verwijst ze een keer als 'wat je me vertelde over die pygmee met zijn beeld.' Dat vind ik heel erg grappig. 

Naar de ondergang

Je leeft als lezer gemakkelijk met de hoofdpersoon mee. Je ziet hoe hij zijn eigen ondergang bewerkstelligt en je kunt niets doen. Zo moet hij al de hele tijd de president van Koninklijke Academie bellen, om het congres financieel rond te krijgen. Tot die tijd staat hij zelf garant. Hij belt maar niet, hij laat het gewoon lopen. Door de garantie blijkt later zijn bankrekening geblokkeerd.  

Sarah Peachez is een bestaand model, al heeft het model dat zich zo noemt niets met dit verhaal te maken. Pfeijffer baseerde zijn verhaal op wat er gebeurde met de deeltjesfysicus Paul Frampton, die in een soortgelijke situatie terechtkwam, met het model Denise Milani. 

Steppolitetetralogie

In de Verantwoording schrijft Pfeijffer dat Peachez, een romance te zien is als het derde deel van wat hij de Steppolitetetralogie noemt. Daarin verschenen ook Rupert. Een bekentenis en Dolores. Elegieën. Het tweede deel, Morgonder en Algruel. Een zomernachtsdroom, moet nog verschijnen. Daar zijn intussen Grand Hotel Europa (2018) en Alkibiades (2023) tussendoor gekomen. 

Na die laatste pil van Pfeijffer, die je niet zomaar wegleest, was het wel lekker om een luchtig en vermakelijk boek van hem te lezen. Ook dat zit trouwens goed in elkaar. Als iemand nooit wat van Pfeijffer gelezen heeft, is het een mooi instapboek. Ik snap ook wel dat leerlingen het graag op hun lijst zetten. Het boek is intussen verfilmd. 

Ik heb nu ook wel zin om Rupert (2002) te gaan lezen. Het was Pfeijffers eerste roman en het werd bekroond met de Anton Wachterprijs. Maar er zijn nog heel wat boeken die ik wil gaan lezen, dus maar zien wat ervan komt. 

Boven op mijn stapel liggen nu boeken van Kristien Hemmerechts, Leo Pleysier en Marijke Schermer. Daarover kun je dus binnenkort bijdragen verwachten. 


Eerder schreef ik over:

maandag 25 maart 2024

De kosmonaut (Jan Vriends)

Nog niet zo heel lang geleden is Jan Vriends benoemd tot stripmaker des vaderlands. Degenen die zijn werk nog niet kennen, kunnen er nu meteen mee kennismaken, want er is net een nieuwe graphic novel van hem uit: De kosmonaut.

Het boek is speels vormgegeven, met een cirkelvormig gat in de kaft. Door het gat, als door een raampje in een raket, zien we een deel van een planeet, de aarde. Verder zien we een ruimtevaarder, die verliefd is (hartje boven zijn hoofd), een zwevend potlood en nog veel meer, maar dan moet je heel goed kijken. In het donkere blauw is in zwarte lijnen het interieur van een raket getekend, met daarbij een hamer, een schroevendraaier, een radio en een avocadoplant. 

Vladimir

De ruimtevaarder is Vladimir Vasiljevitsj. Hij deed al tijden braaf zijn werk als wetenschapper, waarbij hij verschillende keren tot medewerker van de maand werd uitgeroepen, voordat hij uitverkoren werd om de opleiding tot kosmonaut te volgen. In een eenpersoonsraket, de Olova, wordt hij in een baan om de aarde gebracht. Intussen moet hij experimenten doen. Maandelijks wordt hij bevoorraad door juffrouw Monaco met haar raket. 

Ondanks dat de contacten maar kort zijn, raken Vladimir en Monaco zeer op elkaar gesteld. Maar dan krijgt Vladimir een technisch probleem en moet hij met de raket een noodlanding maken in een onherbergzaam gebied, waar gelukkig nog een een oudere vrouw woont op een boerderijtje.  

Vladimir trekt bij haar in en werkt aan zijn terugkeer. Intussen is hij vooral boer. Hij gaat houden van het boerenleven. Zal het Vladimir lukken om terug te keren naar de bewoonde wereld? En zal hij juffrouw Monaco ooit nog zien?

Jaren zestig

Vriends neemt ons mee naar de beginjaren van de ruimtevaart. Jaren zestig, gok ik. Dat is ook te zien aan de radio van Vladimir, zo'n buizenradio, met twee grote knoppen, die hij meeneemt op zijn ruimtereis. Dat kan natuurlijk eigenlijk niet, maar daar til je tijdens het lezen niet zo zwaar aan. 

Zo zijn er meer kleinigheden die net niet kloppen. Hoe komt de boerin aan koffie? En aan elektriciteit? Degenen die Vladimir moeten zoeken, weten vrij nauwkeurig waar hij zich bevindt. Het is een ruimte van vijftig km², een gebied van ruim zeven bij zeven kilometer. Een boerderijtje zou dan vanuit de lucht te vinden moeten zijn, lijkt me. 

Kleine genoegens

Het zijn maar details en ze storen niet, want het verhaal van Vladimir gaat over iets anders. Al in het begin van het verhaal blijkt Vladimir niet de held die bijzondere daden verricht, maar de man die zijn werk zo goed mogelijk verricht, zonder uit te zijn op eigen roem. Hij geniet van de kleine dingen: zijn radio, zijn avocadoplant. Hij is een vriendelijke en bescheiden man die zijn leven leidt in dienstbaarheid en tevreden is met kleine genoegens.

Juist hij wordt geroepen tot iets hogers, maar die status stijgt hem niet naar het hoofd en later op de boerderij gedijt hij uitstekend. Je zou kunnen zeggen dat hij ook in de ruimte al met twee benen op de grond is blijven staan, waarbij hij weinig meer verlangt dan het leven hem biedt. 

Verlangen

Maar dan is er ineens juffrouw Monaco, die het verlangen aanwakkert. Er komt iets in zijn leven wat het dagelijkse te boven gaat. Daarom doet hij er ook alles aan om terug te keren. 

In De kosmonaut wordt zowel de bescheidenheid als de liefde gevierd. Wied je tuintje, aai je dieren, geniet van je koffie. Het zijn maar kleine dingen. Vladimir zou zich daarmee tevreden kunnen stellen, maar er is toch nog iets wat alles gloed kan geven en dat is de liefde. 

Positief

De kosmonaut is strip waarin zoveel positiefs zit, dat je er eigenlijk niets tegen kunt hebben. Dat zou iets zoets kunnen hebben en misschien heeft het dat ook wel, maar doordat Vriends het allemaal klein houdt, is het goed te verteren. Zijn verhaal gaat niet over de grote wereldproblemen, maar over een mens die een avocadopit met liefde behandelt en uit laat groeien tot een plant. 

Zelfs de tragiek is klein. Pas als hij dronken is, vertelt Vladimir dat hij juffrouw Monaco mist en de boerin heeft ook wel wat te vertellen waar Vladimir pas laat achter komt. Hij had er domweg niet naar gevraagd. 

De viering van het kleine en de afwezigheid van alle opgeblazenheid, maken De kosmonaut tot een aangenaam boek. Voor een lezer die moet stofzuigen, de kliko aan de straat moet zetten en op zijn werk de opdrachten moet uitvoeren die op zijn bureau liggen is Vladimir, ondanks dat hij kosmonaut is, iemand die binnen bereik ligt. 

Het verhaal zit slim in elkaar en tegen het eind wordt duidelijk waarom er op de cover prominent een potlood aanwezig is. Daarover ga ik verder niets verklappen. 

Soms is een tekstballon half over een tekstvak geplaatst, soms andersom. Dat is in de passage dat Vladimir druk is met zijn experimenten. Alsof er te veel te doen is om dat allemaal te kunnen vertellen. Verder zijn er paginagrote tekeningen waarop getoond wordt hoe Vladimir het jaar rond werkt op de boerderij. Ze zijn groot gemaakt, omdat ze het complete leven van Vladimir uitbeelden. 'Vier verschillende seizoenen, maar elk jaar lijkt hetzelfde.' In zo'n opmerking schemert het gemis van Monaco al door. 

Tekeningen

De tekeningen van Vriends zijn helder. Ook wat dat betreft is eenvoud de norm. Dat wil niet zeggen dat ze simpel zijn. Iets er eenvoudig uit laten zien, is vaak nog een heel werk, maar het lukt Vriends uitstekend. De tekeningen laten zich gemakkelijk lezen en de manier van tekenen past goed bij het karakter van Vladimir, die van poeha ook niets moet hebben. 

Door het hele boek heen zijn er tekststroken. Op de laatste bladzijde staan ze allemaal onder elkaar en vormen een soort gedicht, dat De kosmonaut afsluit. Vladimir heeft zijn bestemming gevonden. 

Jan Vriends, De kosmonaut. Uitg. Scratch Books, 2024; 144 blz. € 24,95

vrijdag 22 maart 2024

Afgestoft: Dooi (Rascha Peper)

Ooit interviewde ik Rascha Peper. In het gesprek ervoor (of erna) vertelde ik dat ik de indruk had dat personages die Olga heten altijd naar haarzelf verwijzen. Dat bleek te kloppen. Maar er is meer autobiografisch. In Wie scheep gaat huurt een man een appartement met een afgesloten ruimte. Daarin blijkt een heel gezin te wonen. Dat is haar man overkomen. 

Na afloop bracht ik haar naar het station in mijn oude auto. Peper bedacht dat ze nog een boekje in haar tas had dat ze mij wilde geven, maar het lampje in mijn auto deed het niet, zodat ze maar op de gok iets moest opschrijven. Ze zei: 'Ik schrijf er niet in: Voor Teunis, Op de tast.'

Op 29 september 2000 stond in het Nederlands Dagblad de recensie die ik schreef van Pepers roman Dooi. Bij het nalezen heb ik wel af en toe moeten fronsen. Klopt alles wel? Ging het wel om een woonboot? Klopt 'de komende dagen' wel? Ik zou ook niet meer schrijven 'heel subtiel' en wat bedoel ik in vredesnaam met 'de kleine gebaren waarin het verhaal zich voltrekt'? 

Ik laat het allemaal maar zo. Zo stond het in ieder geval in de krant. 

De coelacanth en de liefde

Velen van ons zullen als kind het verhaal gelezen of gehoord hebben. Robinson Crusoë komt na een schipbreuk op een onbewoond eiland terecht en moet zich dan zien te redden. En natuurlijk waanden we ons allemaal Robinson en vonden we het spannend ons in te denken hoe het zou zijn in zo'n situatie. 

Ruben Saarloos is de hoofdpersoon van Dooi, de nieuwste roman van Rascha Peper, en hij is ook zo'n Robinson. Hij ligt met zijn woonboot vastgevroren in het ijs voor de kust van een onbewoond eilandje in het IJsselmeer. 

Aanvankelijk is zijn isolement nog niet zo groot, want over het ijs is hij zelfs per auto bereikbaar. Maar als het boek begint, heeft de dooi al ingezet. Rubens vrouw is alweer naar het vasteland en zijn enige gezelschap zijn de konijnen die hij bij zijn dagelijkse rondgang over het eilandje ontmoet. Ruben had gehoopt heel wat te kunnen doen aan zijn werk (hij vertaalt een boek over vissen), maar daar komt het niet zo van. Zijn dagen zijn eentonig: een rondje over het eiland, af en toe een telefoongesprek met zijn vrouw en voor de rest grauwheid. 

Die eentonigheid wordt doorbroken door een jonge vrouw op schaatsen. De vlam van haar vuurrode haar contrasteert met het ijs en de grauwheid die Rubens dagelijkse leven zijn geworden. Hij is dan ook blij verrast door haar komst, te meer omdat hij niet verwacht had dat hij over het dooiende ijs te bereiken zou zijn. De schaatsster komt de komende dagen terug, waardoor Rubens bestaan verandert. Hij heeft iets om naar uit te zien, zoals een ziekenhuispatiënt naar het bezoekuur.  

Je merkt als lezer dat er zich iets ontwikkelt tussen de twee, zonder dat er nog iets gebeurt. Maar Rascha Peper verstaat de kunst bijzonder goed om met heel kleine middelen de spanning op te voeren. 

In een vorig boek, Rico's vleugels, beschreef ze hoe een bejaarde schelpenverzamelaar verliefd wordt op een kansarme jongere. Ook daar gebeurde weinig, maar werd de sfeer steeds broeieriger. Iets soortgelijks gebeurt hier. 

Het is een soort blijde verwarring die Ruben overvalt. Hij had die op zijn leeftijd (hij is bijna zestig) niet meer verwacht en hij weet ook niet goed wat hij ermee aan moet. 
Wat sloeg hem zo uit het lood? Was hij verliefd? Het woord alleen al wekte een hevige irritatie. Misschien was het maar beter als dat meisje morgen niet meer kwam. Vrouwen hadden dat soort dingen snel in de gaten en hij wilde zich niet belachelijk maken. Maar alleen de gedachte al dat ze niet meer zou komen, veroorzaakte een wezenloos hol gevoel in zijn borst. 
Als het verhaal van Ruben alleen maar een liefdesgeschiedenis zou zijn, zou het al ruimschoots geslaagd zijn. Peper is heel subtiel in het beschrijven van Rubens verwarring. Ze beschrijft mooi het krachtenspel tussen wat Ruben voelt en zijn reflectie erop waarin hij zich afremt. 

Maar Peper biedt meer. Het vissenboek dat Thomas vertaalt, besteedt ook een paragraaf aan de coelacanth, de vis die iedere literatuurlezer kent uit Achterbergs gedicht 'Ichtyologie'. De coelacanth is een vis die men in 1938 ontdekte. Tot die tijd had men aangenomen dat het dier al miljoenen jaren uitgestorven was. 

Rubens vader was gefascineerd door de coelacanth. Hij gaf alles op, zelfs zijn gezinsleven, om er een te vangen, maar het lukte hem zijn leven lang niet. Een dwaze passie, zou je kunnen zeggen, die bovendien het gezin mogelijk geschaad heeft. Ruben vraagt zich wel eens af of hij een ander mens geweest zou zijn als zijn vader normaal voor zijn gezin gezorgd had. Tegelijkertijd vindt hij het groots dat zijn vader zo veel overhad voor zijn bezetenheid. 

Ruben vertelt de geschiedenis van zijn vader aan de vrouw, waardoor zij er ook in deelt. Het is gemakkelijk om lijntjes te trekken tussen de twee geschiedenissen. De vrouw die tegen elke verwachting in opduikt en daarna weer verdwijnt, is te vergelijken met de coelacanth en Rubens speurtocht naar haar als ze niet meer komt, lijkt wel op de even vruchteloze speurtocht van zijn vader. 

Net als de coelacanth is de vrouw mysterieus. Ruben weet bijzonder weinig van haar. Hij denkt haar naam te kennen, maar het blijkt de naam te zijn van iemand die al gestorven is. 

Ook Rubens verliefdheid heeft wel iets van een coelacanth. Hij dacht dat die al jaren uitgestorven was en opeens overvalt hem dat vreemde gevoel. 

Zo zijn er heel wat verbanden te leggen. In Dooi heeft alles met alles te maken, mer op een natuurlijke, onnadrukkelijke manier. De lezer mag de verbindingen maken als hij dat wil, hij mag het ook nalaten. De schrijfster dringt het niet op en dat bevalt mij zeer. 

Uiteindelijk is het de dooi die het prille contact tussen de schaatsster en Ruben verder onmogelijk maakt. De dooi, waar Ruben eerst zo naar uitkeek, maar die hij later meer en meer ging vrezen. Hij doet nog wat naspeuringen naar zijn vlam, maar tevergeefs. 

De geschiedenis van Ruben is eenvoudig, maar zij krijgt allure door de ogenschijnlijk dwaze passie van de vader, die op de achtergrond meeklinkt. De eenvoud, de kleine gebaren waarin het verhaal zich voltrekt si ook goed tot het einde volgehouden. 

In het eerder genoemde Rico's vleugels viel het slot naar mijn smaak volstrekt uit de toon door een overdreven dramatiek. Dooi zit technisch goed in elkaar en is geschreven in een mooie, soepele stijl. Behalve dat is het ook een meeslepend boek. Ruben is met zijn onhandigheid en verwardheid zo menselijk dat iedereen zich gemakkelijk met hem kan identificeren. Daardoor ben je als lezer net zo nieuwsgierig als Ruben naar wat er verder zal gebeuren. 

Wat ruben meemaakt, is allemaal veel minder spectaculair dan wat Robinson ooit meemaakt. Maar zoals we met Robinson meeleefden, kunnen we ons ook mee laten slepen door het verhaal van Ruben. Dooi is een boek dat geen lezer koud zal laten. 



donderdag 21 maart 2024

Mauk (Jan Vantoortelboom)


Vorig jaar won Jan Vantoortelboom met Mauk de Boekenbon Literatuurprijs. Hij was ineens weer in het nieuws. Dat was hij ook in 2014, met Meester Mitraillette. Dat las ik overigens pas in 2018 en ik schreef er dit stukje over. 

Intussen had Vantoortelboom al andere boeken gepubliceerd: De man die haast had (2015) en De drager (2017). Ze waren me geheel ontgaan. Ook Jagersmaan, dat in 2019 verscheen, trok niet mijn aandacht. Hoe komt dat toch? Er zullen best recensies over verschenen zijn, maar blijkbaar niet in kranten en tijdschriften die ik lees. 

Toen Mauk (2023) een grote prijs kreeg, vond ik wel dat ik het boek moest lezen, vooral ook omdat ik zo van een vorig boek van Vantoortelboom genoten had. Het blijkt een geweldig boek te zijn. 

Sterfbed

Mauk is zesenzeventig jaar oud en ligt op zijn sterfbed. Bij hem is Jenny, die hem verzorgt. Mauk denkt terug aan alles wat er in zijn leven gebeurd is. Ik moest daarbij denken aan De boer die sterft van Karel van de Woestijne, waarin een boer op zijn sterfbed terugkijkt en zegt dat hij zijn 'wél' niet gehad heeft. Dan laten zijn zintuigen hem één van één zien wat hij allemaal gezien, gehoord, geroken, geproefd en getast heeft, waarna hij toch tevreden kan sterven. 

Bij Mauk ligt het wat ingewikkelder. Ook hij kijkt niet met plezier op het leven terug:

Nu ik hier lig te sterven, heb ik het voorrecht te besluiten dat ik alles, dit wat men zo voldaan het leven noemt, had overgeslagen, als ik daartoe de kans had gekregen. Rechtvaardigheid is niet van deze wereld en compassie evenmin. 

Hij heeft een moeilijk leven gehad en hij heeft altijd gedacht dat zijn broer Henri hem zou redden. Hij noemt dat zelf de grootste bedreiging in zijn leven. Henri heeft hem ooit in de steek gelaten, hij moest vluchten. 

Vader

Mauks vader was een dominante man, die hem niet alleen geestelijk, maar ook lichamelijk mishandelde. Hij sloeg hem bijvoorbeeld met zijn riem. Mauk moest van hem de boeken van Karl May lezen en die werden dan door vader overhoord. Mauk maakte zich daar zo druk over, dat hij de aandrang had om in zijn broek te plassen. Door de druk wist hij soms niet meer wat er in het boek stond. Vader strafte hem dan. 

Het wilde westen van de boeken van May werd een fantasiewereld voor Mauk. Hij speelde met poppetjes, een cowboy en een indiaan. Zijn broer Henri werd cowboy Henri, hijzelf werd de indiaan Mauk Tomahawk. Een deel van de roman speelt zich af in die fictieve wereld. 

Maar de fictie van Mauk gaat verder. Hij heeft niet echt een broer; Henri is een afsplitsing van hemzelf, een manier om aan zichzelf en zijn leven te ontsnappen. 

Zilverreigers

Mauk spreekt vaak over het westen. Misschien is dat alleen zijn fantasiewereld, maar het kan ook zijn dat hij opgenomen is geweest. 

In het westen hebben de zilverreigers me uiteengereten. Ze scheidden me van Henri, ze trokken hem uit me, en zeiden me dat hij vreselijke dingen heeft gedaan. Ik weet wat hij gedaan heeft en ik ben hem er dankbaar voor. 

Elders vergelijkt hij mannen met witte schorten met zilverreigers. Ze vormen een dreiging. Net als de reiger die de jager Gaston opgezet heeft. 

Hoewel de zilverreigers Henri uit Mauk getrokken hebben, blijft hij naar Henri verlangen. 

Ik wil dat Henri nog eens komt. Ik wil hem zien en voelen voordat ik ga. De klootzak heeft me verlaten, komt me nooit meer opzoeken, de grote broer die ik iedereen zou hebben toegewenst, hij die mij zou beschermen en mijn rotsvaste geloof daarin. 

Nonkel Konrad

Mauk woont in het huis van nonkel Konrad, dat hij helemaal heeft laten opknappen. Er zit geen worm in het hout, geen rot in de bakstenen. Hij voelt zich er veilig, zoals ooit bij zijn moeder, met wie hij het huis wel vergelijkt.  Er is ook een suggestie dat moeder gecharmeerd was van nonkel Konrad, een broer van zijn vader.

Konrad wordt positief getekend, maar hij heeft ook een duistere kant: hij eet rauw vlees. Dat duistere of misschien wel bloeddorstige schuilt in meer personen. In ieder geval in de jager Gaston, die ooit Konrad betrapte met een getrouwde vrouw. Mauk vertrouwt de manier niet waarop Gaston naar zijn moeder kijkt. 

Ook Mauk heeft een duistere, bloeddorstige kant. Je merkt dat aan de beelden die bij hem opkomen.

Ik denk aan de kleur van sneeuw als de maan erop schijnt en de kleur van bloed op zwarte plavuizen; ik heb geen zin meer om te praten. 

Dat heeft met de jager te maken. Daarover wijd ik nu niet uit, omdat de lezer ook nog wat te ontdekken moet hebben. 

Carla

Jenny is de dochter van Carla en mogelijk van Mauk. Ze komt dichtbij. Mauk zegt dat ze een bedreiging voor elkaar zijn. Ook in de verhouding met Carla, die toen met iemand anders getrouwd was, heeft Mauk iets onberekenbaars en gevaarlijks. In een monoloog van aan elkaar geregen zinnen houdt Jenny hem een spiegel voor:

(...) jij was de oorzaak van haar hervonden lust en vrolijkheid, en jij was diegene die haar kapotmaakte, want vergis je niet, Mauk, je hebt haar kapot gekregen, met jouw gevaarlijke, genadeloze ding dat jij liefde noemde (...)

Wat er gebeurd is toen Carla huilend thuis kwam wordt in het boek wel duidelijk, maar ik laat het hier even in het midden. 

Het zou kunnen zijn dat ze bij mij vandaan kwam, maar ik zwijg: ze is wel vaker huilend naar huis gegaan. Ze zei dan altijd dat ik rare dingen deed en ze zei dat ik die deed omdat ik het verlies voor wilde zijn. Maar ik denk niet dat dat het was. Ook zij trok me op den duur mijn diepte in, vraag me niet hoe.

Trauma

Mauk spreekt over zijn diepte. Hij is getraumatiseerd door wat er in zijn jeugd gebeurd is. Zijn vader, de schoolmeester, maakte hem het leven onmogelijk en toen hij twaalf was verongelukte zijn moeder, die pas drieëndertig jaar oud was. Ook dat zit wat ingewikkelder dan ik hier wil vertellen. 

De ontsnappingen van Mauk naar het westen zijn misschien niet alleen een manier om te ontsnappen aan de dingen die in zijn leven gebeuren, maar ook aan zichzelf.

Het beeld dat me nooit heeft verlaten, zelfs nu, met de dood die aan me ruikt, is dat van een jongen die niet kon ophouden zijn vader en moeder lief te hebben, maar wel zichzelf. 

Het was blijkbaar moeilijk voor Mauk om met zichzelf te leven. Maar nu, op zijn sterfbed, moet hij onder ogen zien wat er werkelijk gebeurd is. Of in Mauks woorden:

Op het sterfbed worden geheimen onthuld, niet alleen aan anderen. Ik onthul mijzelf geheimen. 

Mauk is een fascinerende roman, waarin verbeelding en werkelijkheid door elkaar lopen. Steeds kom je iets meer te weten over Mauk, zoals Mauk steeds meer van zichzelf (en van de Henri in hem) onder ogen ziet. Hij heeft ooit, op aandringen van Carla, zijn verhaal opgeschreven. Hij zal Jenny wijzen waar het te vinden is, tussen de berkenplankjes. 

Van zijn vader heeft Mauk veel te lijden gehad. In het dagelijks leven leek hij een brave onderwijzer, maar hij kon ook een vulkaan zijn. Mauk zet zich tegen zijn vader af, maar herkent zichzelf ook in hem. Niet voor niets spreekt hij over zijn diepte. Het duistere zit ook in hem. 

Dreiging

Er zit veel dreiging in Mauk, in het boek hangt de geur van bloed en rottende bladeren. Maar je krijgt ook compassie met het jongetje dat zich maar staande moet houden en maar door moet gaan. Hij noemt dat zijn aanjager, die ervoor zorgt dat hij opstaat als hij gevallen is. Zijn woede jaagt hem ook aan. Die houdt hem gaande, maar staat ook in de weg als Mauk vrede wil vinden met zichzelf. 

Bij Karel van de Woestijne kan de boer aan het einde glimlachen, 'oolijk' glimlachen zelfs. Hij weet wat hij nu zeggen moet. 
En hij deed zijn mond open, zijn zwarten mond. Maar hij zei niets. 
Want hij was dood. 

Of Mauk zover komt, moet je maar gewoon zelf lezen. Het is een boekje van bescheiden omvang, nog geen tweehonderd bladzijden, maar het is geweldig geschreven en het grijpt je bij de keel, zoals Mauk dat Jenny doet. Lezen dus!

woensdag 20 maart 2024

Marshal Bass 10: Hell Paso (Macan / Kordey / Anubis)


In 2018 schreef ik het eerste deel van Marshal Bass, waarin River Bass centraal staat. Het personage is waarschijnlijk gebaseerd op Bass Reeves, de eerste zwarte marshal. 

Zes jaar later zijn we al aan deel 10 toe: Hell Paso. De tussenliggende delen heb ik wel, maar bij het bespreken moet ik soms keuzes maken en blijkbaar besloot ik steeds om niet over Marshal Bass te schrijven. Tijd om weer aandacht te besteden aan de reeks. 

Het probleem met een doorlopend verhaal is wel dat je er een beetje middenin valt. In dit geval is Marshal Bass onderweg. Hij komt te weten dat zijn baas, kolonel Helena vastzit in een stad die getroffen is door een epidemie. 'Een soort pest', zoals iemand het verwoordt. Militairen zorgen ervoor dat niemand de stad verlaat. 

Verhaallijnen

Bass weet toch in de stad te komen en hij probeert Helena eruit te krijgen. Tussendoor zijn er scènes met de vrouw van Bass, die nog steeds op haar man wacht en van een klein jongetje dat een oog mist, maar dat wel goed kan spelen op zijn mondharmonica. Hij krijgt de kans om op te treden. 

De verschillende verhaallijnen zijn wel interessant, maar ze worden maar moeilijk samen een verhaal. Mogelijk gebeurt dat verderop in de serie wel. Tijdens het lezen ging mijn aandacht vooral uit naar Bass. 

Er zitten wel spannende passages in en de ontsnapping uit de stad waarlangs een woeste rivier stroomt is lastig. Maar toen ik het boek dichtsloeg, voelde het toch wat onbevredigend. Het verhaal is me net te mager, het stelt net te weinig voor om je goed bij te blijven. 

De scenarist, Darko Macan, denkt misschien meer in lange lijnen en mogelijk komt het verhaal beter tot zijn recht in de serie dan in de afzonderlijke albums, maar het zou mooi zijn als ook een album sterk genoeg is om op eigen benen te staan. 

Tekeningen

De tekeningen, van Igor Kordev, zijn aardig, maar er is wel wat op aan te merken. Hoofden van mensen zijn bijvoorbeeld vaak te groot in verhouding met het lichaam. Beweging weergeven gaat ook in veel gevallen moeizaam. Sommige tekeningen zien eruit als stills uit een film. Het lukt Kordev maar niet om de beweging goed in de tekening te krijgen. Alle personen lijken stijve harken. 

Ook de stofuitdrukking gaat niet altijd goed. Water lijkt soms op modder en bij de bloederige scènes lijkt het bloed niet op een vloeistof. 

De inkleuring door Anubis  is massief en soms met erg veel effectbejag. Dat had wel wat subtieler gemogen. 

Al met al viel dit tiende deel van Marshal Bass me niet mee. Een verhaal dat te weinig voorstelt, tekeningen met te veel gebreken en inkleuring met te veel poeha. Als leeservaring is het nog aardig, maar dit is geen album dat me bij zal blijven. 

Reeks: Marshal Bass
Deel 10: Hell Paso
Scenario: Darko Macan
Tekeningen: Igor Kordev
Inkleuring: Anubis
Vertaling: Frederik van Wonterghem
Uitgever: Silvester Strips
2024, 56 blz. €19,95 (hardcover)

Eerder schreef ik over: