donderdag 20 juni 2013

Zorg (2)

U kent het verhaal, vermoed ik: een man is op reis en wordt onderweg overvallen. De overvallers gaan hardhandig te werk en tuigen hem af alsof hij een scheidsrechter bij het amateurvoetbal is. Zwaar gewond blijft de man langs de kant van de weg liggen. Het is een vrij stille route en hij hoopt maar dat er iemand langskomt.

Na een uur passeert er een dominee. Hij ziet de man liggen, concludeert dat hij niet bij zijn gemeente hoort en loopt door. Je kunt niet iedereen helpen. Dan passeert er een politicus. Die blijft wel even staan. 'Sorry, meneer', zegt hij, 'maar ik kan niets voor u doen. Wij politici maken alleen maar het beleid, de uitvoering laten wij over aan anderen.' En de politicus loopt door.

In de verte komt er een derde man aan. ‘Dat moet de barmhartige Samaritaan zijn’, denkt de gewonde man, die zijn klassiekers kent. ‘Help!’ roept hij, als de derde man op roepafstand is. Snel komt de man naar hem toe en buigt zich over naar de gewonde.

‘Ik hoor een hulpvraag’, zegt de man, ‘en dat komt goed uit, want ik ben de ambtenaar van het zorgloket.’ De man, die zich half had opgericht, laat zich terugzakken in het gras. Nu zal alles wel goedkomen. ‘U helpt me toch?’ vraagt hij.

‘Nou’, zegt de ambtenaar, ‘dat is net iets te gemakkelijk gedacht. Wij kunnen niet zomaar ingaan op elke hulpvraag. De kosten van de zorg rijzen de pan uit, dus we moeten selecteren aan de poort. Iemand die eenmaal ingestapt is in de draaimolen van de zorg, stapt er immers niet zomaar meer uit.

Bovendien zijn wij niet meer in de eerste plaats hulpverleners, maar coaches. We gaan dus eerst even kijken wat u zelf kunt. Kunt u staan?’

‘Ik kan niets meer’, mompelt de man. ‘Helpt u me toch! Bel 112.’ 
‘In het verleden’, zegt de zorgambtenaar, ‘hebben we veel te snel de hulpbehoefte van de cliënten geaccepteerd. U denkt dat u niets meer kunt, maar dat is niet zo. Wij gaan ons niet focussen op uw beperkingen, maar op wat uw mogelijkheden zijn. Wij gaan u helpen om in uw kracht te gaan staan. Ik ga de formulieren halen en dan stippelen we samen een traject voor u uit. U denkt intussen na over de mogelijkheden die u hebt om uw problemen op te lossen.’ En weg is de ambtenaar.

Hier laten we het verhaal maar even voor wat het is. De strekking is duidelijk: de moderne zorg gaat niet meer uit van barmhartigheid en misschien is dat niet eens zo erg. Wel hebben vernieuwers de neiging door te draven en dan gaat het altijd fout. Ze verklaren dan hun ideeën heilig en kijken niet meer naar de praktische uitvoerbaarheid.

We hebben het meegemaakt bij de invoering van de Tweede Fase in het voortgezet onderwijs: de leerling moest aangesproken worden op zijn zelfstandigheid. Docenten mochten niet meer kennis overdragen, maar ze moesten de leerling coachen wanneer hij zich die kennis zelfstandig eigen maakte. Uiteindelijk is er niets van terechtgekomen. In 2008 trok de commissie Dijsselbloem vernietigende conclusies.

Stel dat over twintig jaar een parlementaire commissie de veranderingen in de zorg moet beoordelen. Zou die dan tot dezelfde conclusies komen als de commissie Dijsselbloem?

Ik neem ze over, met kleine aanpassingen:
  •          De analyse van de problemen schoot tekort.
  •          Er zijn grote risico’s genomen met kwetsbare mensen.
  •          De verantwoordelijke bewindslieden vertoonden een tunnelvisie.
  •          Het politiek draagvlak werd belangrijker gevonden dan het draagvlak in de zorg.
  •          De professionals in de zorg en de cliënten zijn onvoldoende gehoord in de ‘zorgpolder’.
  •          Veel beleidskeuzen werden bepaald door het financiële kader.
  •          De effecten van de vernieuwing en de resultaten lopen uiteen.
  •          De wetenschappelijke onderbouwing van de nieuwe zorg ontbrak.
  •          De wijze van invoeren van de vernieuwingen was risicovol.
Hopelijk hebben we iets van het verleden geleerd en gaat het bij de vernieuwingen in de zorg anders dan bij die in het onderwijs. Er zijn wel overeenkomsten, vrees ik. Ook nu zijn bezuinigingen een belangrijke motor in het voortstuwen van de veranderingen. Of, zoals de commissie Dijsselbloem het formuleerde: veel beleidskeuzen worden bepaald door het financiële kader.

Het moet allemaal nog gebeuren. Sommige zaken liggen vast, maar er is nog heel wat te sturen en u hebt de kans om mee te sturen. Met ingang van 2015 moet het nieuwe beleid uitgevoerd worden. U zult dat pas ten volle kunnen doen, als u ervan overtuigd bent dat het goed is voor mensen die nu al een beroep doen op zorg of dat nog gaan doen. Maar daarnaast moet u ervan overtuigd zijn dat er in het hele traject ook met u rekening gehouden is. Ook u hebt er recht op om met zorg behandeld te worden.

Er gaat de komende tijd veel veranderen, maar tegelijk blijft er veel hetzelfde. De hulpvragen blijven, de blik waarmee de cliënt u aankijkt, blijft hetzelfde en u blijft dezelfde.

In iedereen die met betrokkenheid in de zorg werkt, klopt het hart van de Samaritaan uit het oude bijbelverhaal, die niet wegkeek toen hij nodig was, die niet doorliep, maar die deed wat gedaan moest worden. Wij weten niets van zijn twijfels, zijn onzekerheden, zijn weerstand misschien of zijn woede. Hij zal ze ongetwijfeld gekend hebben. Maar in hem klopte een hart, als dat van u. Laat dat hart, ook vanmiddag, vrijuit spreken. 

Deze column is uitgesproken op 20 juni 2013 in het zogeheten 3D-café van de gemeente Ede. 
Een eerdere column over de zorg vindt u hier.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten