dinsdag 19 juli 2016

Meisjesboeken van weleer (Kristine Goedhart)



Als je, zoals ik, al half bejaard bent, lijkt de wereld van vroeger overzichtelijk. Dat komt natuurlijk doordat je indertijd nog een kind was, met een beperkte blik en met minder verantwoordelijkheden. Ook bij de keuze van boeken was er helderheid. Jongens lazen jongensboeken en meisjes hadden hun eigen boeken. Ik hield indertijd erg van de boeken van Arendsoog en meer nog van die over Buffalo Bill. Bij strips las ik de Sjors of de Pep, maar ook wel de Tina. Die was natuurlijk voor meisjes, maar ik las domweg alle strips die ik te pakken kon krijgen.

Kristine Goedhart schreef het boek Meisjesboeken van weleer en het onderwerp trok mij meteen aan. Weliswaar was ik een jongensboekenlezer, maar in de loop van de jaren glipte daar ook wel eens een meisjesboek tussendoor. School-idyllen bijvoorbeeld, Rekel, van Cissy van Marxveldt en zelfs Goud-Elsje (maar dat was een opdracht bij een college over serieboeken).

Toen ik in 1980 begon met lesgeven op een mavo, bemoeide ik me ook met de schoolbibliotheek. Daarin stond van alles: niet alleen literatuur, maar ook informatieve boeken, strips, jeugdboeken. Daar waren heel wat meisjesboeken bij, die zo veel gelezen werden, dat ze in de eerste week van de vakantie gerepareerd moesten worden. Dan zat ik te plakken aan Zet hem op, Claudia! (Cok Grashoff), aan Merel bewaart een geheim (Anneke Bloemen) of een deeltje van de Olijke Tweeling (Arja Peters). Al bij het doorbladeren van het boek van Goedhart, zag ik veel bekende titels voorbijkomen.

Goedhart geeft geen verhandeling over het meisjesboek en ze houdt niet een chronologische volgorde aan. Nou ja, er zit wel chronologie in haar boek, maar die betreft haar eigen leesgeschiedenis: ze bespreekt eerst de boeken die ze op jonge leeftijd las en daarna de boeken die ze later tot zich nam.

Aan het begin van de geschiedenis van de meisjesboeken plaatst Goedhart De historie van mejuffouw Sara Burgerhart van Betje Wolff en Aagje Deken. Daar is best iets voor te zeggen. Later in haar boek laat ze zich ontvallen dat Beatrijs en Mariken van Nieumeghen ook meisjesboeken zijn, en dat lijkt me niet terecht. Weliswaar speelt een jonge vrouw, respectievelijk een meisje een hoofdrol in deze werken, maar het beoogde publiek bestond zeker niet in de eerste plaats uit meisjes.

In de loop van Meisjesboeken van weleer passeren heel wat boeken de revue. Er is ook een subgenre, de kostschoolverhalen, dat Goedhart zelf beoefent. Ik ken dat soort verhalen vooral uit Tina.

De boeken over Rozemarijntje (W.G. van de Hulst) heb ik nooit als meisjesboeken gezien, net zo min als Afke’s tiental of Pippi Langkous. Andere boeken van Van de Hulst (Gerdientje, Anneke en de sik, Van drie domme zusjes) noemt Goedhart niet. Zij neemt haar leesautobiografie als uitgangspunt, dus die boeken zal ze niet gelezen hebben. In mijn herinnering werden alle boeken van Van de Hulst zowel door jongens als door meisjes gelezen.

De boeken die Goedhart als meisje las, heeft ze voor een groot deel opnieuw gelezen en ze doet verslag van haar leeservaring. Ze probeert er ook achter te komen waarom ze die boeken vroeger zo fijn vond om te lezen. Geregeld komt terug dat het aantrekkelijk is dat kinderen hun gang kunnen gaan zonder toezicht van de ouders.

Aan het eind wordt een apart hoofdstuk gewijd aan de Bouquetreeks. Goedhart parafraseert daarin Jos den Bekker, die beweert dat de Bouquetreeks ‘zeer emanciperend’ zou werken, omdat de boeken niet alleen door vrouwen worden gelezen, maar ook geschreven. In die zin zijn borduurpatronen ook emanciperend.

Goedhart citeert een scène uit een bouquetreeksboekje en beweert dat die zo uit Pride and Prejudice van Jane Austen zou kunnen komen, alleen is de bouqetscène ‘erg clichématig’. Tja, dat is juist het argument waarmee je kunt verdedigen dat de boeken van Austen de bouquetreeks verre te boven gaan.

Over het algemeen is Goedhart solidair met de boeken die ze herleest en dat is logisch. Je koestert de herinnering aan die boeken en die wil je niet zomaar kwijt. Bij sommige boeken vindt de volwassen Goedhart niet meer het genoegen terug dat haar jongere ik eraan beleefd moet hebben. Over Onder moeders vleugels, van Louisa M. Alcott schrijft ze: 'Bij herlezing valt me op dat de toon in dit boek wel erg moraliserend is, het is bijna irritant braaf.' Ook Diet Kramer valt haar tegen.

Er staat veel aardigs in het boek van Goedhart. Slechts een enkele keer betrap ik haar op een onnauwkeurigheid. De Zonnebloemserie van Kluitman was bijvoorbeeld geen serie voor meisjes. De boeken over de Kameleon verschenen ook in deze serie.

Goedhart heeft geen wetenschappelijke pretenties, maar een register op schrijversnamen zou handig geweest zijn. Waarschijnlijk moest Meisjesboeken van weleer goedkoop blijven; de afbeeldingen van boeken zijn niet in kleur. Dat is niet zo erg, maar sommige illustraties zijn ronduit van slechte kwaliteit. Dat geldt ook voor de afgebeelde boeken, in kleur, op de binnenkant van het kaft. Flodderwerk van de uitgever.

Dat is jammer, want Meisjesboeken van weleer is een aardig boek. Goedhart schrijft dat ze hoopt dat de lezer gaat nadenken over wat hij of zij vroeger las. Daar nodigt ze inderdaad toe uit, juist door haar persoonlijke aanpak. Daar had ze wat mij betreft best wat radicaler voor mogen kiezen. Dan hadden de Wikipdia-achtige biografietjes van de schrijfsters weggelaten kunnen worden. Juist in het weergeven van die persoonlijke leesgeschiedenis is Goedhart op haar best.

Het zou mooi zijn als er ook een mannelijke tegenhanger zou verschijnen, waarin we kunnen lezen over Paddeltje en Scheepsmaat Woeltje, over Bob Evers en Zeven jongens en 'n ouwe schuit en natuurlijk over Buffalo Bill en Arendsoog. Ik verheug me er nu al op.

Auteur: Kristine Goedhart
Titel: Meisjesboeken van weleer
Uitgever: Querido
Amsterdam/Antwerpen 2016, 216 blz. € 19,99

Geen opmerkingen:

Een reactie posten